Oude bokken bejagen

Oudere-bok

Het bejagen van oude bokken voor de bronst

Het klassieke beheer met het geweer van de reebokken heeft de laatste vijftig jaar geen verbetering gebracht van de geweikwaliteit van de reebokken. Het is volgens mij ook een misverstand dat door het zogenaamde beheerafschot (geen oude bokken te schieten vanaf 3 jaar tot en met 5 jaar), dat hierdoor de kwaliteit aanmerkelijk zal verbeteren.

Daarom vind ik, dat er niets op tegen is, sterkere reebokken reeds voor de bronst, dus in juni te schieten. Maar dan zijn ze juist bijzonder schuw, voor de jager dus een uitdaging. reewild herkent vaak of gevaar dreigt of niet en alles wat zich zachtjes verplaatst activeert hun oerinstinct . Dus plaats je een mobile hoogzitje denk dan ook om het pad erna toe goed schoon te maken, zodat er geen takjes kunnen knakken en ook als je de hoogzit opgaat dat je er niet tegen aanstoot. Het reewild zal direct drukken en verplaatsen zonder dat je hen gezien hebt. Aan het begin van juni is het reewild nog verhoudingsgewijs actief, dit in tegenstelling tot einde juni waar ze steeds onopvallender en verhoudingsgewijs minder actief zijn.

Door het afschot van de oudere bokken komen in de vrij gekomen territoria, graag sterke jaarlingen, wat echter wel meer onrust veroorzaakt. Hierna moeten de jonge bokken gespaard worden die deze territoria innemen. In juni houden jonge bokken wel het uittreden op plaats en tijdstip regelmatig aan. Oudere bokken doen dit dan zeer wisselend naar plaats en tijdstip. Ik heb dan altijd het gevoel, dat de oude bokken precies weten wanneer de jagers er zijn of niet.

Onverwacht, op een gek tijdstip

Menig geheimzinnige oude bok schoot ik op zulk een gek tijdstip, zoals tussen 11.00 uur en 13.00 uur. In de overgang van juni naar juli worden zoals eerder aangegeven de bokken bijna onzichtbaar. Dat houdt niet alleen verband met de aanstaande bronstperiode, maar ook met de zonnewenden. De dagen worden weer korter. Is het dan warm en droog weer, rust het reewild overdag en verplaatst het zich dan vooral ’s-nachts. Het is opvallend hoeveel reewild men bij volle maan in juni/juli ziet. In deze tijd is het een bijzondere uitdaging om op een oude “geheimzinnige” bok te jagen. Maar afgezien van het toeval, heeft men alleen succes al je bepaalde regels in acht neemt.

Het weer moet meezitten.

Als het in mei koud is en stevig waait is het volgens mij onnodig om te gaan aanzitten. Het reewild wisselt dan hun wintervacht voor de zomervacht en verlaten dan nauwelijks hun verblijfplaatsen overdag. Bij droog en mild weer is vooral de vroege ochtend tot de middag een ideale tijd om vooral de jaarlingen te bejagen. In de zomer droogt de hete lucht samen met wind, de neusgaten en de reukslijmvliezen van het wild uit. Dat veroorzaak, ongemak en onzekerheid omdat het wild haar fijne reukzin nu maar beperkt gebruiken kan. Daarom ziet men ook op deze kurkdroge dagen verhoudingsgewijs weinig reewild in het jachtveld, ze rusten in de beschutting van het graan of andere dekking.

Luchtdruk

VOORAL NA EEN ONWEERSBUI LOONT HET VAAK DE MOEITE OM TE GAAN AANZITTEN

Zonder twijfel hebben luchtdruk en de algemene weersomstandigheden in juni, niet alleen met het gedrag van de insecten, maar ook met het gedrag van de reeën te doen. Ze reageren bijzonder gevoelig en vroegtijdig op een weersomslag. Zo heeft het juist weinig zin om bij een dalende luchtdruk op de bok te gaan, hij rust. Bij een stijgende luchtdruk is hij actief. Zo kan men verklaren waarom men in stromende regen reewild ziet omdat dit zeer vroeg op een naderende weersomslag reageert. Andersom ziet men zelden reewild, wanneer er slecht weer wordt verwacht, dus van een hoge naar een lage luchtdruk. Het gevolg hiervan is dat veel insecten zich van de hogere luchtlagen naar beneden verplaatsen. Het wild wordt dan erg door hun lastig gevallen. Ook een verklaring waarom het reewild bij een dalende luchtdruk zich minder laat zien dan bij een stijgende luchtdruk.

Het waarnemen in eigen veld.

reebok_5jaarIn veel jachtvelden is het een gewoonte om de hoogzitten aan een bos/veld-, bos/weilandrand of hierop lijkende rand neer te zetten. Juist zulke randgebieden zijn daarom, afgezien van de wisselende windverhoudingen, voor een oude bok verdachte gebieden. Ik verkies, bij een goede windrichting ongeveer 10 tot 20 meter in de boskant aan te zitten. Dit kan gemakkelijk door hiervoor een camouflage netje te gebruiken. Menige keer heb ik zo argeloos rondlopende bokken gezien, die hoe korter ze in mijn gezichtsveld kwamen, des te voorzichtiger en argwanender ze werden, alsof ze het gevaar aanvoelden. Vlak voor de bosrand bleven ze minutenlang staan en zekerden intensief. Van de normale hoogzit af, had ik hem nauwelijks opgemerkt. Hij had zeker opgemerkt als er iets bewogen of geluid had gehoord vanaf de hoogzit. Ik geloof dat reewild ook in staat is te leren, dat er op bepaalde plaatsen en tijden, de bestaande hoogzitten, veel door de jagers worden gebruikt en derhalve worden deze gebieden gemeden en is dus zeer voorzichtig.

  • Ga op zoek naar het voer
  • Kijk ook waar de geiten verblijven in het vroege voorjaar, maak hiervan aantekeningen
  • Leer je veld door en door kennen.

Urenlang op een hoogzit gaan zitten midden in een grove dennenbos heeft weinig zin. Misschien dat je een beest voorbij ziet trekken, maar verder zul je ze niet tegenkomen. Een bok heeft daar in maart/april niets te zoeken. Er is daar niets te eten.

Zoek het voedsel voor de bokken en je ziet ze. 

Wat eet het ree in april? Grassen, nieuwe knoppen en ontluikende blaadjes en misschien nog wat braam. En natuurlijk lekkere dingen die op het land van de boer staan.

Begin zo vroeg mogelijk in het jaar met kijken naar bokken. Schat de leeftijd.

Precies is onmogelijk. Iemand die tegen je zegt, “ik zie exact hoe oud de bok is”, staat te liegen dat hij barst. De super specialisten als wijlen Joop Poutsma, de Oostenrijker Bruno Hespeler en onze eigen reekenner pur sang Van Haaften erkennen dat ook zij het niet kunnen.

Het verschil tussen een zes- of zevenjarige bok in levende toestand is niet te zien.

Maar wat je wel kunt beoordelen, is zijn algemene voorkomen;.

  • Is het een jonge bok, een volwassen bok of een oude bok?
  • Ziet hij er gezond uit.
  • Gedraagt hij zich normaal.
  • Hoest hij niet.
  • Is zijn spiegel schoon?
  • Is zijn beweging, zijn manier van lopen zoals het moet zijn?
  • Is hij klein of groot?
  • Hoe zit het met de verharing?
  • Hoe gedraagt hij zich naar andere reeën en bokken.
  • Is het een dominant type?
  • Het zijn allemaal indicatoren over de reebokken waar naar je zit te kijken.
  • Het zegt iets over dat over die bok. Het maakt mogelijk de bok een dag later en een week later weer te herkennen.

Voordat de afschotperiode begint één keertje het veld in, is zeker niet genoeg. Ik weet het, het is voor bijna niemand haalbaar, maar eigenlijk moet je elke dag in het veld zijn. Hoe meer je ziet hoe beter je ze leert kennen Door veel in het veld te zijn, dus werk maken van observatie en monitoring, leer je je bokken kennen. Geef ze een naam.

Praat er met je collega’s over zodat ook zij die bok leren herkennen. Ook de jaarlijkse telling is veel beter voor te bereiden en dus nauwkeuriger uit te voeren. Als de tellingen achter de rug zijn en doorgesproken met de reewildbeheercommissie, dubbeltellingen geëlimineerd en het aantal te schieten dieren bepaald.

Ga dan meteen aan de slag, probeer voor 15 mei een substantieel deel (streef naar 50%) van je afschot te realiseren.

Voornamelijk in de éénjarige en de oude leeftijdfase.

De overige 50% moet tijdens of vlak voor de bronst(half juli t/m half augustus) gebeuren.

Hoe vroeger in het seizoen hoe makkelijker je de bokken ziet. Het blad is nog niet aan de bomen en de ondergroei nog dun. Maak daar gebruik van. Bij de laatste beoordeling. De tijd van de dag moet kloppen.

‘s-Avonds zou men de bok bijvoorbeeld op bekende en geliefde voedselplaatsen verwachten. ‘

‘s-Morgens is hij met meer succes aan de rand van de dekking aan te spreken, wanneer hij vol gegeten langzaam en onvoorzichtig terug boemelt.

Zo verklaar ik ook de oude jachtwijsheid; ” ’s-avonds de hoogzit en ‘s-morgens de bersjacht”.

Wel is waar dringt het bij de bok, wanneer het ritme van het herkauwen en rusten is beëindigt, om weer zeergericht en op een directe weg naar de voedselplaats te gaan. Ondanks dat hij hongerig is blijft hij echter zeer voorzichtig.

‘s-Morgens echter, is hij vol gegeten en voelt hij zich lekker en op zijn gemak, zeker in de buurt van zijn rustplaats in de dekking, is hij onopmerkzamer en kiest allerlei omwegen. Daarom zal een bersjacht in de vroege morgen en de voormiddag meer succes hebben als een avond bersjacht.

Reeën zijn nu eenmaal geen vroege opstaanders.

 

Print Friendly, PDF & Email

Reacties zijn gesloten.