1

Uitspraak Raad van State verbiedt geluidsdemper voor de jager.

 


Uitspraak 201808169/1/A3

Datum uitspraak : 21 augustus 2019
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 1 september 2017 heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie het verzoek van [appellant] om ontheffing op grond van artikel 4 van de Wet wapens en munitie voor het voorhanden hebben, vervoeren en doen binnenkomen uit en uitgaan naar een Lidstaat van de EU van een geluiddempervoor vuurwapens afgewezen. [appellant] is jager. Hij wil gebruik maken van een geluiddemperbij het jagen ter bescherming van zijn gehoor en dat van zijn kinderen en jachthond. Hiervoor is een ontheffing vereist. De minister verleent geen ontheffing aan jagers, zoals [appellant], die geen dienstverband hebben bij een organisatie die belast is met (wild)beheer en schadebestrijding. [appellant] meent dat dat onterecht is.

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van: tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 31 augustus 2018 in zaak nr. 18/564 in het geding tussen: en

de minister van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 1 september 2017 heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie het verzoek van [appellant] om ontheffing op grond van artikel 4 van de Wet wapens en munitie (hierna: de Wwm) voor het voorhanden hebben, vervoeren en doen binnenkomen uit en uitgaan naar een Lidstaat van de EU van een geluiddempervoor vuurwapens afgewezen.

Bij besluit van 7 februari 2018 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 31 augustus 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De minister en de korpschef van politie hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 juli 2019, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. F.J. Bleker, advocaat te Almelo, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M. Ibrahim, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de korpschef van politie, vertegenwoordigd door mr. P.H.J.J. Schunselaar en R.M. Olde Daalhuis, gehoord

Overwegingen

Inleiding

1.    De in deze uitspraak aangehaalde regelgeving is opgenomen in de bijlage die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.

2.    [appellant] is jager. Hij wil gebruik maken van een geluiddemperbij het jagen ter bescherming van zijn gehoor en dat van zijn kinderen en jachthond. Hiervoor is een ontheffing vereist. De minister verleent geen ontheffing aan jagers, zoals [appellant], die geen dienstverband hebben bij een organisatie die belast is met (wild)beheer en schadebestrijding. [appellant] meent dat dat onterecht is.

Aangevallen uitspraak rechtbank

3.     De rechtbank heeft verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 29 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3272. Daarin heeft de Afdeling geoordeeld dat de uitleg die de minister geeft aan het in artikel 4, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wwm gestelde criterium ‘beroepsdoeleinden’ dat sprake moet zijn van een (betaald) dienstverband tussen de gebruiker van de geluiddemperen een organisatie die belast is met (wild)beheer en schadebestrijding niet onredelijk is. Daarbij heeft de Afdeling van belang geacht dat het door de minister gemaakte onderscheid dient te worden bezien in het licht van een zo effectief mogelijk toezicht met het oog op beperking van risico’s voor de veiligheid van de samenleving. Daarbij is de gedachte dat, door uitsluitend aan organisaties ontheffing te verlenen, de opbergplaats van geluiddempers centraal wordt geregeld, hetgeen de mogelijkheden van toezicht en controle door de korpschef bevordert. Verder heeft de Afdeling in genoemde uitspraak geoordeeld dat het gemaakte onderscheid tussen organisaties met jagers in loondienst enerzijds en jagers die niet in dienst zijn van een organisatie in het kader van (wild)beheer en schadebestrijding anderzijds niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel.

De rechtbank heeft in hetgeen [appellant] in beroep heeft aangevoerd geen aanleiding gezien om het oordeel van de Afdeling niet te volgen en heeft geoordeeld dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat artikel 4, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wwm in dit geval geen grondslag biedt om de gevraagde ontheffing te verlenen.

Hoger beroep [appellant]

4.    [appellant] betoogt dat de Afdeling in haar uitspraak van 29 november 2017 ten onrechte de uitleg die de minister geeft aan het in artikel 4, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wwm gestelde criterium ‘beroepsdoeleinden’ niet onredelijk heeft geacht. De rechtbank had van het oordeel van de Afdeling moeten afwijken.

[appellant] verwijst naar een nieuwsbericht van 12 oktober 2018 van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en een kamerbrief van de minister over de Afrikaanse varkenspest. In het nieuwsbericht wordt aangekondigd dat de minister op verzoek van de provincies zal bezien of er een uitbreiding van de ontheffing voor geluiddempers kan komen. Dat is nodig om reductie van het aantal wilde zwijnen buiten de leefgebieden effectief te laten zijn. Daarvoor is het zeer gewenst dat ook andere jagers die betrokken zijn bij het verkleinen van de populatie wilde zwijnen over een dergelijke ontheffing beschikken, aldus het nieuwsbericht.

Voor het overige herhaalt [appellant] de gronden van beroep bij de rechtbank.

Oordeel Afdeling

5.    [appellant] richt zich tegen de toepassing van de bevoegdheid om ontheffing te verlenen voor geluiddempers door de minister. Zoals overwogen onder 3 heeft de rechtbank is in haar uitspraak aangesloten bij het oordeel van de Afdeling in de uitspraak van 29 november 2017 ten aanzien van de invulling van het criterium beroepsdoeleinden. De rechtbank  heeft verder uitgebreid gemotiveerd waarom de beroepsgronden van [appellant] niet slagen. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding om terug te komen van haar uitspraak van 29 november 2017. Voor zover [appellant] betoogt dat de voorschriften voor centrale opslag niet nageleefd worden, betreft dit een handhavingskwestie. Wellicht bestaan, onder andere vanwege een efficiëntere bestrijding van de Afrikaanse varkenspest, goede redenen voor de minister om de strikte toepassing van de ontheffingsbevoegdheid voor geluiddempers in de toekomst aan te passen, zodat jagers die geen dienstverband hebben bij een organisatie die belast is met (wild)beheer en schadebestrijding net als de jagers die wel een dienstverband hebben, kunnen beschikken over een geluiddemper, maar dat betekent niet het thans gehanteerde beleid onredelijk is. Dat overleg gevoerd wordt over een mogelijke andere toepassing van de ontheffingsbevoegdheid leidt niet tot een ander oordeel, omdat ten tijde van het besluit en ook thans nog geen wijziging van de toepassing van de ontheffingsbevoegdheid is vastgesteld. [appellant] heeft voor het overige de gronden die hij in beroep heeft aangevoerd herhaald en niet gemotiveerd waarom het oordeel van de rechtbank daarover onjuist zou zijn.

6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. H.J.M. Baldinger, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Rietberg, griffier.

w.g. Borman    w.g. Rietberg
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2019

725.

Bijlage

Wet wapens en munitie

Artikel 2

1. Wapens in de zin van deze wet zijn de hieronder vermelde of overeenkomstig dit artikellid aangewezen voorwerpen, onderverdeeld in de volgende categorieën.

Categorie I

[…]

3o. […] en geluiddempers voor vuurwapens;

[…]

Artikel 4,

1. Onverminderd de artikelen 4 en 9 van verordening (EU) nr. 258/2012 kan Onze Minister van bij of krachtens deze wet vastgestelde voorschriften of verboden vrijstelling of, op daartoe strekkend verzoek, ontheffing verlenen voor daarbij te omschrijven wapens of munitie, behorend tot een van de volgende groepen:

[…]

e. toestellen en voorwerpen voor beroeps-, hulpverlenings-, trainings- en sportdoeleinden;

[…]

Artikel 13

Het is verboden een wapen van categorie I te vervaardigen, te transformeren, voor derden te herstellen, over te dragen, voorhanden te hebben, te dragen, te vervoeren, te doen binnenkomen of te doen uitgaan..

 




Nederland heeft slecht zicht op omvang van stroperij

In de Nederlandse natuurgebieden worden nog altijd netten gespannen, vallen gezet, zangvogels gevangen en dieren illegaal afgeschoten. “Het evenwicht in de natuur raakt erdoor zoek”, zegt Rolf Overdiep, voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Natuurtoezicht KNVvN. “In Nederlandse natuurterreinen wordt behoorlijk gestroopt.” Maar hoe groot het stroopprobleem in Nederland is, weet niemand.

Samen met de KNVvN heeft de NOS een enquête uitgezet onder die groene boa’s. Bijna 100 boa’s vulden die in. Niet representatief, maar het geeft een indicatie. Meer dan de helft van de boa’s die de enquête invulden, hebben de indruk dat het aantal stroopincidenten in hun gebied toeneemt. Daarnaast maken sommigen zich zorgen over hun veiligheid in de gebieden. Meer dan 70% geeft aan niet voldoende middelen te hebben om stroperij tegen te gaan. Ze willen bijvoorbeeld graag een wapen of portofoon, of nachtcamera’s als ze er ’s nachts op uit moeten. Onder meer omdat de stroperij is veranderd. “Stropers gaan nu op pad met geluidsdempers, infrarood- en warmtecamera’s”, zegt Overdiep.

bron: NOS, 03/07/19




Stichting Het Nationale Park De Hoge Veluwe sluit ecoducten af

Stichting Het Nationale Park De Hoge Veluwe heeft besloten tot het dichtzetten van de ecoducten met hekken. Het is een tijdelijke maatregel in afwachting van solide afspraken met de provincie Gelderland over de grote instroom van herten vanuit het Deelerwoud, een natuurgebied dat door Natuurmonumenten wordt beheerd, en over gecontroleerd beheer van wolven.

Directeur Van Voorst tot Voorst van het Nationaal Park stelt dat al voor het derde jaar er meer dan 50% meer herten zijn binnen gestroomd dan in de jaren ervoor. Dat zorgt voor stagnatie bij de natuurlijke verjonging van de bossen stagneert en het verdwijnen van de moeflons . Ook wil hij met de provincie afspraken maken over de wolf, want de stichting wil geen wolven in het Nationaal Park De Hoge Veluwe. De directeur wijst op de instandhoudingsverplichting van diverse beschermde diersoorten die er in het kader van Natura 2000 voor de Hoge Veluwe geldt.

Op de Hoge Veluwe is gekozen voor moeflons om de heide open te houden omdat de moeflon de enige soort is die ook grove den eet. Door de open gebieden te laten begrazen hoeven er daar geen machines te worden ingezet. Daar past de wolf niet bij, aldus Van Voorst tot Voorst. Doordat er meer herten binnenkomen, moet er extra worden gejaagd. Op de Hoge Veluwe wordt gestreefd naar een voorjaarsstand van circa 220 moeflons, 50 wilde zwijnen en 180 edelherten. Voor damherten geldt een nulstand.

bron: Stichting Het Nationale Park De Hoge Veluwe, 03/07/19




Sterke toename eikenprocessierups in 2019

Twintigduizend eikenbomen zijn vorig jaar en dit jaar gecontroleerd op de aanwezigheid van eikenprocessierupsen. Het blijkt dat het aantal rupsen sterk is toegenomen. Op sommige plaatsen zijn er 3 keer zo veel rupsen als in het piekjaar 2018. Opvallend is verder dat ze ook meer in bossen voorkomen dan voorheen. Het Kenniscentrum Eikenprocessierups verwacht dat half juli de eerste vlinders al gaan uitvliegen.

De afgelopen dagen zijn 20.000 eiken in het midden en oosten van Brabant, het midden en oosten van Gelderland en in de kop van Noord-Limburg geïnspecteerd op de aanwezigheid van processierupsen. Van de 11.500 geïnspecteerde eiken die niet preventief bespoten zijn blijkt dit jaar 75% aangetast te zijn door eikenprocessierupsen. De aangetaste bomen hadden meestal meer dan 1 nest per boom (80%).

In de regio Amsterdam zijn nog eens 3.500 bomen geïnventariseerd. Daar bleek ongeveer een derde van de bomen aangetast. De regio’s met de minste eiken, zoals Noord- en Zuid Holland, lijken dit jaar ook een toename te kennen in de populatie maar in vergelijking met de regio’s met veel eiken nog altijd veel minder.

Invloed van beheersmaatregelen
Gebieden waarin preventieve beheersmaatregelen zijn genomen geven een stabieler beeld. Van 8.500 geïnspecteerde eiken die preventief bespoten waren met een bacteriepreparaat op basis van Bacillus thuringiensis blijkt 25% slechts beperkt aangetast te zijn. De nesten in deze bomen zijn doorgaans kleiner van formaat. De directe omgeving van de bespoten eiken waarop geen preventieve bespuiting heeft plaats gevonden laten wel een toename van de populatie zien.

Landelijk sterke toename
Op grond van de eerste inspectieresultaten in drie provincies schat het Kenniscentrum Eikenprocessierups in dat ook in andere delen van Nederland met veel eiken een zelfde mate van toename van de populatie heeft plaats gevonden met plaatselijk soms een verdriedubbeling van de populatie. Dit komt daarmee overeen met de eerder uitgesproken verwachting.

Ook in bossen
Opvallend dit jaar is dat ook bossen met veel eiken grote populaties kennen. Er zijn grote verschillen maar soms blijkt meer dan 50% van de eiken aangetast te zijn. Dat heeft het Kenniscentrum Eikenprocessierups in voorgaande jaren niet op deze schaal gezien.

Het is nog onduidelijk waarom nu ook bossen gekoloniseerd zijn met eikenprocessierupsen. Een mogelijke verklaring is dat de vlinders bij het uitvliegen vorig jaar door het grote aantal vlinders meer dan anders gedwongen werden om nieuwe gebieden te koloniseren. De vlinders vlogen vorig jaar ook uit in een warme en droge periode. Doordat bossen vochtiger en koeler zijn waren ze mogelijk ook geschikter om daar eipakketjes af te zetten.

Pleidooi voor ondersteuning landelijke coördinatie
Op de betrokkenen bij het Kenniscentrum Eikenprocessierups wordt steeds vaker een beroep gedaan voor meer informatie door de sterke toename in het aantal eikenprocessierupsen in heel Nederland en als gevolg daarvan een toename in gezondheidsklachten, economische schade en verlies van kwaliteit van leven. Er is vanuit het algemene publiek, groenbeheerders, tuineigenaren, overheden, agrariërs, terreinbeherende organisaties, en de recreatieve sector veel behoefte aan eenduidige informatie.

Het Kenniscentrum is momenteel echter een vrijwillig samenwerkingsverband zonder budget en heeft dus niet de capaciteit om aan de vraag te voldoen. Eerdere verzoeken bij betrokken ministeries hebben nog niet tot steun geleid.

Zie voor meer informatie de site van Nature Today.

bron: Nature Today, 26/06/19




Position Paper LTO, FPG, Jagersvereniging: Naar een duurzaam wildbeheer in Nederland en het commentaar van de Wbe Susteren/Graetheide en NOJG

Position Paper LTO, FPG, Jagersvereniging: Naar een duurzaam wildbeheer in Nederland en commentaar NOJG

Het huidige systeem van het voorkomen en vergoeden van faunaschade behoeft dringend verbetering, want schadebedragen nemen jaarlijks toe, de bereidheid van de overheid om tegemoetkomingen te blijven betalen neemt af en de juridische procedures stapelen zich op. In samenwerking met LTO Nederland en Federatie Particulier Grondbezit (FPG) heeft de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging een Position Paper naar een duurzaam wildbeheer in Nederland opgesteld waarbij ze de politiek en de Nederlandse overheid oproepen om een duurzaam faunabeheer, schadepreventie en schadevergoeding mogelijk te maken.

Het niet in voldoende mate afwikkelen van faunaschade; Komt voort uit bezuiniging en afschuiven van verantwoordelijkheid. Beleid van de overheid en heeft niets met de wildsoorten te maken.

Overmatige aantallen in het wild levende dieren veroorzaken natuurschade, bedreigen het weg- en vliegverkeer en brengen schade toe aan landbouwgewassen. De aan boeren uitbetaalde schadevergoedingen zijn sinds de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet in 2002 toegenomen van 6 miljoen euro in 2006 naar ruim 21 miljoen euro in 2016. In onderzoek van CLM uit 2013 bleek dat de daadwerkelijke schade op het boerenland een factor vijf hoger is en voor 90% door ganzen wordt veroorzaakt. De overheid veel inspanningen op het gebied van schadepreventie en maakt tegelijkertijd de regels voor het beheer van schadeveroorzakende diersoorten complex en moeilijk uitvoerbaar. Boeren, grondbezitters en jagers vinden verandering nodig. Het faunabeheer in Nederland kan eenvoudiger en efficiënter.

Beheer per provincie verschillend en complex

Veel schadeveroorzakende diersoorten worden op dit moment beheerd op basis van provinciale vergunningen. Deze wet- en regelgeving voor populatiebeheer en schadebestrijding van in het wild levende diersoorten is op dit moment per provincie verschillend. De verantwoordelijkheden voor landbouw, natuurbeheer, schadepreventie en schadevergoeding zijn nu uit elkaar getrokken, hetgeen een gebalanceerde, integrale benadering bemoeilijkt.

Het is juist de wetgever geweest die dit heeft besloten, namelijk verantwoordelijkheid bij de provincies te leggen voor al het natuurbeheer, de Faunabeheereenheden zoveel mogelijk op provinciaal niveau en de door hen opgemaakte faunabeheerplannen afgestemd op de lokale provinciale situatie, dus ook de daarop verleende ontheffingen, vrijstellingen en bijzondere opdrachten en het uitkeren van de Faunaschadevergoedingen. Dat hierdoor uiteraard verschil bestaat per provincie, is natuurlijk vanzelfsprekend daar niet iedere provincie de zelfde biotoop en faunasoorten heeft en wat daardoor volgens ons ook de bedoeling van de wetgever geweest. De Nederlandse wet is op dit punt anders dan de Duitse. Volgens de KNJV heeft de jachthouder een inspanningsverplichting, en bijvoorbeeld in Duitsland een resultaatsverplichting. Dat is inderdaad zo, als wij het hebben over niet wildsoorten, waarvoor een ontheffing geldt, maar niet voor de vrijgestelde diersoorten en wildsoorten conform de huidige Wet natuurbescherming.

Verantwoordelijkheden dichter bij elkaar

Wanneer de verantwoordelijkheden voor landbouw, natuurbeheer, schadepreventie en schadevergoeding dichter bij elkaar gebracht worden onder een eenvoudiger regime in een stelsel van heldere afspraken, zal de integratie van landbouw- en natuurbelangen beter en de schadepreventie diervriendelijker en efficiënter kunnen plaatsvinden, stellen de 3 organisaties.

(Ook hier is de vraag waarop is dit gebaseerd?)

I.p.v. te pleiten voor beleidsaanpassingen wordt hier een pleidooi gehouden om de gevolgen van een (verkeerd) rijksbeleid over te hevelen naar de uitvoerders van het faunabeheerplan. Schadeleiders en schadebestrijders komen recht tegenover elkaar te staan. Wat wordt eigenlijk bedoeld met een diervriendelijker schadebestrijding?

De vraag is over welke verantwoordelijkheden wij het hier hebben, bij het voorkomen en bestrijden van schade of is dit alleen maar voor één doel wat de KNJV heeft namelijk uitbreiding van de wildlijst en wat is dan het verschil met het huidige systeem van jacht, beheer en schadebestrijding?

Boeren, jagers en terreinbeheerders kunnen op basis van een wildbeheerplan onder het jachtregime samen werken aan een voor alle partijen redelijke wildstand, waardoor de landbouwschade afneemt, de soortenrijkdom toeneemt en de administratieve lasten lager zijn.

De vraag in deze is of de terreinbeheerder een onderschrijver of mede-penvoerder van dit document wordt? Wij kunnen ons dit niet voorstellen. Na 25 jaar komt plotseling het wildbeheerplan (300 exemplaren) weer uit de kast. Een mislukt vehikel van vroeger en tegenstrijdig met het succesvolle amendement waarmee een planmatige jacht uit het faunabeheerplan is gehouden tijdens de Wet natuurbescherming. De redelijke wildstand wordt onvoldoende belicht zoals in de Wnb staat geformuleerd.

Art.3.14 lid 2 van de Wnb. Hiermee geeft men dan de provincie feitelijk “cart blance” om de WBE aan te sturen. In de WBE verordening (verordening Faunabeheer) kan de provincie allerlei criteria aan het wildbeheerplan stellen.(zoals bij de FBE ook gebeurd).

Je zult je af moeten vragen of een WBE nog wel een WBE is als deze niet aan gestelde criteria voldoet. Mogelijk wel, maar dan volledig aangestuurd door provincies.

Wat is de meerwaarde van het “extra ”voorgestelde Wildbeheerplan” ten opzichte van het huidige Faunabeheerplan van de Faunabeheereenheid, dat nu juist door alle organisaties waaronder de maatschappelijke organisaties en door BIJ12 geadviseerd en uiteindelijk door de provincie wordt goedgekeurd en waarin iedereen inspraak heeft gehad. 

Wat is dan het verschil en wat draagt dit nu bij aan een redelijke “wildstand” ( KNJV wildlijst) en welke administratieve lasten gaan hierdoor dan  omlaag als er een geopend jachtseizoen is en daarbuiten toch alleen maar opgetreden kan worden met ontheffingen of bijzondere opdrachten zoals dit ook bij de huidige wetgeving is geregeld? 

Wij kunnen alleen maar constateren, dat deze administratieve last dan bij de Wildbeheereenheden en de Faunabeheereenheden, hierdoor alleen maar fors omhoog gaat , want de Wbe’s moeten dan de wildbeheerplannen opstellen, bijhouden en verantwoorden aan de Fbe en deze moet die dan toetsen aan het Faunabeheerplan? En dan is de vraag wat als de Fbe dit afkeurt, mag er dan niets meer gebeuren v.w.b jacht, beheer en schadebestrijding, binnen die Wbe? Waar is dan het voordeel voor wie te behalen (wildlijst-KNJV)?

Het wildbeheerplan moet dus door de wildbeheereenheden en de terreinbeheerders van de TBO’s worden opgesteld en wat als deze geen jacht toestaan, zoals nu al op veel terreinen van de TBO’s gebeurd ,wat is dan de waarde van het wildbeheerplan en wat kunnen de Wbe’s dan doen?

Daar waar onverwachte schade dreigt kan aanvullend beheer onder vrijstellings- en ontheffingenregime plaatsvinden is voor boeren een vangnet in de vorm van een schadefonds nodig. De overheid moet medeverantwoordelijk zijn voor dit fonds.

Dit betekent gewoon dat er door het oprichten van een schadefonds nog meer kosten komen voor alle jachtaktehouders en ook extra administratieve lasten. 

Extra werkzaamheden Wbe’s bij het opstellen van de wildbeheerplannen. Immers nu kennen wij de algemene landelijk vrijstellingen en de provinciale vrijstellingen en de verleende provinciale ontheffingen of bijzondere opdrachten, die de jachthouders de vrijheid geeft om direct op te kunnen treden, indien dit nodig is, verantwoording vindt in het FRS plaats, de Fbe is dan ook geïnformeerd. 

Indien er dan weer sprake is van een jachtseizoen voor de “wildsoorten” dan dient erbuiten de ontheffingen en evt. vrijstellingen te gelden, wat is daar dan de meerwaarde van alle kosten en extra werk t.o.v. van de huidige regelingen?

NOJG heeft als standpunt
“Eerst als de populatieomvang van de  beschermde, schadeveroorzakende soorten (ganzen ) op orde is en er alleen beheersmatig verjaagd c.q. geschoten moet worden kan er dan pas aan de wildlijst gedacht worden”.

Gewenste beleidswijzigingen

Jagers, boeren en grondbezitters pleiten voor de volgende beleidswijzigingen:

Alle vormen van jacht vinden plaats op basis van wildbeheerplannen en behoeve van de maatschappelijke inbedding en regionale coördinatie worden deze plannen ter goedkeuring voorgelegd aan de maatschappelijk breed samengestelde faunabeheereenheden.

Dit is een extra en volgens onnodige belasting voor de wildbeheereenheden en de betrokken faunabeheereenheden, die immers al regionaal/provinciaal door de faunabeheereenheden in hun Faunabeheerplannen zijn afgestemd en waarmee de meeste Wbe’s al van 2003 werken.

Wanneer ondanks de gezamenlijke inspanningen van jager en grondgebruiker nog faunaschade ontstaat, moet een consulent Faunaschade een bemiddelende rol tussen grondgebruiker, jager, terreinbeheerder en overheid spelen.

(weer een extra belasting en kosten)

Betekent dit dat deze consulent voor “koning Salomon” moet gaat spelen? Allemaal meebetalen? De huidige inspanningen en kosten van de jager bagatelliseren? Wij lezen hier echt een herhaling van zetten, vechten om de centen. Nu niet alleen gaat het meer om geld van de overheid, maar dan ook om de huishoudknip van boer en jager.

Deze partijen zijn tevens gezamenlijk verantwoordelijk voor het instellen en onderhouden van een faunaschadefonds.

(Waarom al deze extra kosten voor alle jachtaktehouders en weer extra meerwerk voor de Wbe’s, is de huidige regeling dan niet goed, waar alle schade vergoed wordt door de provincies )

Voor het beheer van de “wildsoorten”(welke soorten zijn dit) die nu in groten getale voorkomen waardoor ze aanzienlijke maatschappelijke, economische en natuurschade veroorzaken zou het eenvoudiger en integrale landelijke jachtregime de basis moeten vormen, waar en wanneer nodig aangevuld met het provinciale ontheffingenregime en provinciale opdrachten.

LTO, FPG en de Jagersvereniging vragen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Tweede en Eerste Kamer om deze overweging mee te nemen in de behandeling van het voorstel voor de Aanvullingswet Natuur bij de Omgevingswet.

Zie voor meer informatie het Position Paper van LTO, FPG en de Jagersvereniging Naar een duurzaam wildbeheer in Nederland op de site van de Jagersvereniging.

bron: Jagersvereniging, 17/05/19


Naar een duurzaam wildbeheer in Nederland

Het huidige systeem van het voorkomen en vergoeden van faunaschade behoeft dringend verbetering, want schadebedragen nemen jaarlijks toe, de bereidheid van de overheid om tegemoetkomingen te blijven betalen neemt af en de juridische procedures stapelen zich op. LTO Nederland, De Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging en de Federatie Particulier Grondbezit roepen de politiek en de Nederlandse overheid op om een duurzaam faunabeheer, schadepreventie en schadevergoeding mogelijk te maken. Diersoorten die in dusdanig groten getale voorkomen dat deze maatschappelijke, ecologische en economische schade veroorzaken zouden in de basis onder het jachtregime onder goedgekeurde wildbeheerplannen moeten worden beheerd. Deze diersoorten, met name ganzen, reeën, wilde zwijnen, edelherten, damherten en smienten, waren in 2016 samen goed voor ruim 19 miljoen van de 21 miljoen euro uitbetaalde schadevergoeding.

Maar wat is nu de verbetering? Als zij pretenderen dat te weten waarom kunnen zij dat niet gewoon uitleggen? Is het een verbetering om te moeten participeren in de gevolgen van het verkeerde beleid, want dat wordt immers gesuggereerd, dan is het geheel onverstandig om daar mede verantwoordelijkheid voor te dragen.

(Wat is dit duurzaam beheer dan beter als het huidige beheer via de opgestelde Faunabeheerplannen van de FBE’s die ook nog eens door alle betrokken partijen goedgekeurd is?) (Waar zit dat verschil dan, vragen wij ons dat af?)

Faunaschade

Overmatige aantallen in het wild levende dieren veroorzaken natuurschade, bedreigen het weg- en vliegverkeer en brengen schade toe aan landbouwgewassen. De aan boeren uitbetaalde schadevergoedingen zijn sinds de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet (2002) enorm toegenomen: van 6 miljoen euro in 2006 naar ruim 21 miljoen euro in 2016. CLM-onderzoek uit 2013 toont bovendien aan dat de daadwerkelijke schade op het boerenland een factor vijf hoger is en voor 90% door ganzen wordt veroorzaakt. De overheid vraagt steeds meer inspanningen op het gebied van schadepreventie en maakt tegelijkertijd de regels voor het beheer van schadeveroorzakende diersoorten steeds complexer en moeilijker uitvoerbaar. Boeren, grondbezitters en jagers vinden het de hoogste tijd voor verandering. Het faunabeheer in Nederland kan eenvoudiger, efficiënt en beter in lijn Europa.

(Dus moeten alle jachtaktehouders en boeren maar bijdragen hoeveel en waarom deze onnodige extra kosten, waar ben je dan mee bezig als je op deze wijze je leden gaat belasten en vooral de Wbe’s met veel extra onnodig werk wilt opzadelen)

De uitdaging

Jacht is integraal onderdeel van faunabeheer, met het oogmerk de soortenrijkdom te bevorderen en schade door in het wild levende dieren te beperken. Veel schadeveroorzakende diersoorten worden op dit moment beheerd op basis van provinciale vergunningen. Deze wet- en regelgeving voor populatiebeheer en schadebestrijding van in het wild levende diersoorten is op dit moment per provincie verschillend en complex. De huidige wetgeving is vooral gebaseerd op specifieke Europese derogaties1, waarbij deze bepalingen nu generiek worden ingezet op veelvoorkomende diersoorten waarvan de populatie zich over meerdere provincies of zelfs landen verspreid bevindt. Deze provinciaal versnipperde aanpak van landbouwschadepreventie en wildbeheer is kostbaar, bureaucratisch en in toenemende mate gejuridiseerd. De verantwoordelijkheden voor landbouw, natuurbeheer, schadepreventie en schadevergoeding zijn nu uit elkaar getrokken, hetgeen een gebalanceerde, integrale benadering bemoeilijkt. Dientengevolge lopen de schadecijfers op, neemt de soortenrijkdom af en moeten in toenemende mate drastische preventie- en bestrijdingsmaatregelen genomen worden. Evenwichtig populatiebeheer staat dus onder druk.

De vraag is komt dit door de huidige wijze van Faunabeheer of komt dit door veel meer andere factoren van invloed zoals de schaalvergroting van de moderne landbouw etc en gaan wij dan niet nog meer versnipperen om het per wildbeheerplan per Wbe te doen ( Bijvoorbeeld in Limburg 32 wildbeheerplannen)?

De oplossing

Wanneer de verantwoordelijkheden voor landbouw, natuurbeheer, schadepreventie en schadevergoeding dichter bij elkaar gebracht worden onder een eenvoudiger regime in een stelsel van heldere afspraken, zal de integratie van landbouw- en natuurbelangen beter en de schadepreventie diervriendelijker en kostenefficiënter kunnen plaatsvinden. Boeren, jagers en terreinbeheerders kunnen op basis van een wildbeheerplan onder het jachtregime samen werken aan een voor alle partijen redelijke wildstand, waardoor de landbouwschade afneemt, de soortenrijkdom toeneemt en de administratieve lasten aanzienlijk lager zijn.

Daar waar onverwachte schade dreigt kan aanvullend beheer onder vrijstellings- en ontheffingenregime plaatsvinden en zal voor boeren een vangnet in de vorm van een schadefonds gecreëerd moeten worden.

Gezien de huidige omvang van populaties schadeveroorzakende soorten, en belemmeringen in nationale en internationale wet- en regelgeving moet de overheid medeverantwoordelijk zijn voor dit fonds.

De opsomming in de “Oplossing” zijn wel erg globaal en abstract

Jagers, boeren en grondbezitters zouden daarom de volgende beleidswijzigingen doorgevoerd willen zien:

Alle vormen van jacht (inclusief beheer en schadebestrijding) vinden plaats op basis van wildbeheerplannen op WBE-niveau. Ten behoeve van de maatschappelijke inbedding en regionale coördinatie worden deze plannen ter goedkeuring voorgelegd aan de maatschappelijk breed samengestelde faunabeheereenheden.

Waarom is dit nu ineens nodig er zijn immers al faunabeheerplannen, die geheel voldoen, dus onnodig extra werk voor de Wildbeheereenheden, die zich nu immers als jachthouders aan de faunabeheerplannen dienen te houden, wij vinden dat zij (KNJV) ervan uit gaat dat alle jagers zo denken

Er is hierover totaal geen enkel contact geweest met de NOJG, die toch al 25% van alle jagers vertegenwoordigd in Nederland.

Verder vragen wij ons af of dit ook met de Faunabeheer-eenheden is overlegt en of zij het hiermee eens zijn, als belangrijke speler in deze voorgestelde voorstellen?

Wanneer ondanks de gezamenlijke inspanningen van jager en grondgebruiker nog faunaschade ontstaat, moet een consulent Faunaschade een bemiddelende rol tussen grondgebruiker, jager, terreinbeheerder en overheid spelen. Deze partijen zijn tevens gezamenlijk verantwoordelijk voor het instellen en onderhouden van een faunaschadefonds.

Heeft de KNJV zich wel gerealiseerd wat deze extra kosten voor haar leden gaat betekenen en wat voor hen de gevolgen hiervan zullen zijn?

(Ook hier weer de vraag waarom deze extra belasting en moet er een consulent faunaschade komen wat weer extra kosten meebrengt en de bijdrage aan het faunaschadefonds, wat nu ten laste van de provincie komt, dit is toch gewoon onzin)

Voor het beheer van de wildsoorten die nu in groten getale voorkomen waardoor ze aanzienlijke maatschappelijke, economische en natuurschade veroorzaken zou het eenvoudiger en integrale landelijke jachtregime de basis moeten vormen, waar en wanneer nodig aangevuld met het provinciale ontheffingenregime en provinciale opdrachten.

(Ook hier geldt het zelfde als erboven staat vermeld , de huidige regeling is voor een ieder duidelijk en wat als het jachtseizoen gesloten is dan dien je toch weer gebruik te maken van ontheffingen en provinciale opdrachten, die zijn er al en dus waar ligt hier dan de vereenvoudiging, dus geen alweer extra regels)

Wij vragen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Tweede en Eerste Kamer der Staten Generaal om deze overweging mee te nemen in de behandeling van het voorstel voor de Aanvullingswet Natuur bij de Omgevingswet.

–(1 Artikel 9 Vogelrichtlijn)

Commentaar Wbe Susteren/Graetheide en NOJG




Wildreddende functie van de SAVIHORN tijdens het maaien.

Frijters Rijsbergen BV

Smokstraat 2
4891ZK Rijsbergen
Nederland

Tel.: +31 (0) 6-51 35 34 47
Fax: +31 (0) 76-5 96 48 68
E-mail: info@vogelverschrikker.nl

WWW.VOGELVERSCHRIKKER.NL




Slim maaibeheer reduceert negatieve effecten van maaien op aantallen insecten

Op grote schaal grasland maaien is voor veel insecten negatief. Dat stelt het Louis Bolk Instituut.De organisatie pleit in dat kader voor mozaiekbeheer. Kort gras biedt weinig voedsel en weinig broed- en schuilmogelijkheden voor weidevogels. In het voorjaar van 2018 is er bij ruim 20 boeren in Zuid-Holland onderzoek gedaan naar het effect van graslandmanagement op het aantal insecten in de wei. In mei zijn er gele plakvallen geplaatst. Naast het effect van beheer kwam er een duidelijke trend uit dat in hoger gras meer insecten op de plakvallen aanwezig waren.

Het aantal insecten in een pas gemaaid perceel was gemiddeld bijna drie keer zo laag als in een ongemaaid perceel. Ook in andere onderzoeken wordt een sterk negatief effect van maaien op de aantallen insecten in de wei gevonden. In beweide percelen waren ook minder insecten aanwezig, maar wel meer dan in gemaaide percelen. En de beweide percelen worden waarschijnlijk nog onderschat omdat de gele plakvallen geen insecten aantrekken die op weidemest afkomen.

Meer informatie over maatregelen voor meer biodiversiteit en weidevogels op melkveebedrijven is te vinden op de website www.weidewinst.nl. Dat is een gezamenlijk initiatief van Louis Bolk Instituut, PPP-Agro Advies, Veenweiden Innovatiecentrum en Van Hall Larenstein. Deze website is een van de activiteiten van ‘Winst en Weidevogels’, een project gefinancierd door de provincie Zuid-Holland.

bron: Louis Bolk Instituut, 02/05/19




Onderzoeksbureau CLM presenteert rapport “Jagers in het groen”

Onderzoeksbureau CLM heeft in 2018 samen met wildbeheereenheden en jagers gekeken waar in hun werkgebied kansen liggen voor verbetering van biodiversiteit. Hieruit kwam naar voren dat er in het landschap veel meer kansen liggen voor biotoopbeheer dan er worden benut. Samenwerking, herkennen van kansen en bereidheid om met alle organisaties en particulieren de handen uit de mouwen te steken bleek de beste aanpak. Het rapport van CLM biedt jagers, wildbeheereenheden maar ook andere buitenmensen inspiratie om te kijken naar mogelijkheden voor biotoopverbetering in hun werkgebied.

Jagers zetten zich ook in voor het vergroten van biodiversiteit door biotoopverbetering. Zo plaatsen ze nestkasten, leggen ze houtwallen en akkerranden aan en plaatsen ze broedkorven voor eenden. Dit komt niet alleen de bejaagbare soorten ten goede maar is ook een stimulans voor soorten die het moeilijk hebben in het landschap. Om jagers meer vertrouwd te maken met de talloze mogelijkheden die er in het landschap liggen is het CLM, in opdracht van de Jagersvereniging, met jagers het veld ingetrokken. Hiervoor is met de wildbeheereenheden Zuid-Oost Kempen en Neder-Betuwe en met met jagers en grondgebruikers in deze gebieden gekeken waar goede mogelijkheden liggen voor biotoopverbetering.

Kansen
In enkele gevallen lagen der direct kansen, maar in een aantal gevallen vroeg de situatie ook om anders kijken of organiseren. Kansen lagen er bijvoorbeeld voor patrijzen en insecten in akkerranden. Ook kruidenrijkdom in boomkwekerijen, insecten in ruigten, natuur op verlaten bedrijfsterreinen, herstel van houtwallen of bij particulieren rond het erf bieden mogelijkheden.

Focus
CLM concludeerde dat extra ecologische kennis nodig en duidelijke projectleiding belangrijk zijn. Tevens adviseerde CLM de wildbeheereenheden om niet teveel tegelijk op te zetten, maar de focus op enkele activiteiten te leggen en die goed en duurzaam uit te voeren. Uit de praktijk in Brabant en Rivierenland bleek ook dat financiering niet altijd nodig is, maar dat beschikbaarheid van gereedschap, hulp van een gemeente of het meenemen van brandhout soms al voldoende kan zijn.

Samenwerking nuttig
Uit het onderzoek kwam tevens naar voren dat samenwerking tussen grondgebruikers, jagers, particulieren en organisaties zoals agrarische natuurverenigingen, gemeenten, scholen, waterschappen, bedrijven, andere natuurorganisaties zoals centra voor Natuur- en milieueducatie, IVN of vogelwerkgroepen erg nuttig is. CLM stelt ook dat het belangrijk is om de resultaten te communiceren. Dat kan in de pers, maar ook op de site biotoopopdekaart.nl. Daarmee krijgt een lokaal initiatief een landelijke uitstraling wat weer kan leiden tot navolging.

Zie voor meer informatie het rapport Jagers in het groen op de site van het CLM.




Nieuwe gevallen van tularemie bij mensen en hazen in Nederland

haas nat

Recent is een aantal tularemiegevallen bij mensen en hazen vastgesteld. Dit duidt op een mogelijke endemische cyclus van Francisella tularensis in Nederland, waardoor toenemende casuïstiek bij mens en dier mogelijk is.

In Nederland werd hazenpest lang niet aangetoond, maar in mei 2013 is in Limburg een besmette haas gevonden. Daarnaast heeft een jongeman in een natuurgebied in Limburg in de zomer van 2013 tularemie opgelopen; waarschijnlijk nadat hij daar door een daas was gebeten. In 2014 werd in maart bij een patiënt uit Zeeland en in april bij twee patiënten uit Groningen, een jager en zijn zoon, tularemie vastgesteld na het hanteren of villen van hazen.

Symptomen

Symptomen bij (landbouw)huisdieren en wild kunnen worden samengevat als behorende bij een septicaemie: acuut begin met hoge koorts, lethargie, verminderde eetlust, stijfheid en algehele malaise. Hoesten en diarree kunnen voorkomen. De vergroting van de lymfeknopen die de porte d’entrée draineren is opvallend. Katten lopen een risico door het eten van besmette knaagdieren. Na orale opname kunnen ulcera in de mond of oropharynx ontstaan.

Meldingsplichtig volgens de GWWD

Tularemie is volgens de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (GWWD) meldingsplichtig voor dierenartsen, onderzoeksinstellingen en dierenhouders en betreft dieren ‘niet zijnde vee’ (bijvoorbeeld gezelschapsdieren of wilde dieren).

Voorzorgsmaatregelen

Mensen die in contact komen met mogelijk besmette dieren, zoals jagers en dierenartsen, kunnen het risico op tularemie beperken door het nemen van een aantal voorzorgsmaatregelen.

  • Vermijd het contact zonder bescherming met ziek of dood aangetroffen wild
  • Draag altijd handschoenen bij het hanteren van wild (o.a. hazen)
  • Was handen na contact met deze dieren
  • Bak wild goed door
  • Tevens kunnen insektwerende middelen met DEET gebruikt worden om overdracht via vectoren tegen te gaan

Zie voor meer informatie de apriluitgave van Vetinf@ct, een gezamenlijke uitgave van CVI, faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht, GD, KNMvD, RIVM en de NVWA.

Symptomen haas

Van tularemie verdachte hazen zijn opvallend zwak en apathisch. Ze hebben een schommelende gang en hebben hun natuurlijke schuwheid verloren. De hazen zijn met de handen te vangen (zie ook het cursusboek wildhygiëne). Let op: deze symptomen kunnen ook duiden op een andere ziekte.

Meld dode hazen

Treft u dode hazen aan in een gebied, meld dit op www.dwhc.nl In overleg kan besloten worden tot onderzoek van de aangetroffen dieren.

Dit is een gezamenlijk bericht van DWHC, NVWA, CVI en RIVM

bron: Vetinf@ct, april 2014