Grondbeginselen jacht wild zwijn

Wild zwijn kopje De grondbeginselen voor de jacht op wilde zwijnen;

  1. Uit een zwartwild groep moet als eerste, het zwakste exemplaar worden geschoten.
  2. Algemeen voor afschot vrijgegeven, zouden alleen exemplaren tot een bepaald lichaamsgewicht moeten worden. Voor het merendeel zou dit tussen de 40 tot 50 kg ontweid gewicht moeten liggen.
  3. Zulke gewichtsgrenzen zijn in overeenstemming met de huidige ontwikkeling van de zwartwild stand. Uit ervaring kan de stand op deze manier effectief gereguleerd worden.
  4. Individueel trekkende gezonde dieren moeten gespaard worden, behalve voor afschotrijpe exemplaren, die vrij gegeven zijn.
  5. In het bos moet het zwartwild gedurende de zomermaanden rust hebben! Jacht alleen in het veld, als er ernstige wildschade is of dreigt te ontstaan.
  6. Gevaar voor foutief afschot in hoogstaand veldgewas, vooral voor de leidende zeugen, daar de frischlingen dan vaak niet te zien zijn.
  7. Alleen bij voldoende licht jagen
  8. Alleen op breedstaande, op  1: 1 drukjachten ook trekkende of vluchtende zeugen schieten, waarbij steeds gedacht moet worden aan het evt. ziek schieten van het dier.
  9. zonder regels of afspraken jagen op het zwartwild heeft er tot nog toe er alleen maar toe geleid, dat daardoor de stand een onevenwichtige geslacht- en leeftijdstructuur krijgt, waardoor nog meer wildschade en ziekten, zoals de varkenspest kunnen ontstaan. Een niet onbelangrijk aspect bij het beheer is, dat in Duitsland het gehele jaar door op biggen mag worden gejaagd terwijl dit in Nederland beperkt is tot de periode 1 augustus tot en met 31 januari in de leefgebieden. De Wbe de Roerstreek stelt in samenwerking met de Fbe Limburg het beheerplan jaarlijks vast i.o.m. de Fbe Limburg. Rapportages gaan via de heer Kouters die hiervoor is aangesteld door de provincie Limburg.

Met betrekking tot het afschot is het navolgende van toepassing

Conform het project serologisch onderzoek wilde zwijnen (projectnummer 701.939) van de gezondheidsdienst voor Dieren (GD) te Deventer dient direct na afschot bloedafname van wilde zwijnen plaats te vinden. Dit dient te geschieden volgens instructie d.d. 10 juni 1998, referentie 709139/LDV/LDV/Mbr00340 van de GD en met door de GD beschikbaar gestelde materialen ( Spuiten en plastic handschoenen en buisjes voor opslag en verzending) Contactpersoon GD is de heer L.J.M.Dekkers;

Coördinator in Limburg:

Onderzoek-wilde-varkens_small_smallis de heer C. Kouters, Klifbergseweg 13, 6063 NE Vlodrop, telefoon: 0475-535229/06-51211149 en diens plaatsvervanger is de heer J. Maessen, Wijngaardstraat 8, 6075 NC Herkenbosch 0475-534691/06-21836034 Binnen 14 dagen na afloop van de geldigheid van de verstrekte ontheffing, dient de houder van de ontheffing over de monstername schriftelijk verslag uit te brengen aan de provincie Limburg, postbus 5700, 6202 MA Maastricht t.a.v. afdeling Groen. Geschoten wilde zwijnen dienen ter keuring te worden getoond aan de coördinator of diens vervanger in het kader van een onderzoek in samenwerking met de inspectie Volksgezondheid. Hierbij dienen de navolgende organen voor een visuele keuring aanwezig te zijn;

  1. longen,
  2. lever,
  3. nieren,
  4. milt.

Cor Kouters neemt een bloedmonster bij een net geschoten jong wild zwijn. Alle geschoten wilde zwijnen moeten door de jagers uit de hele provincie Limburg bij hem worden aan gemeld. Het bloedmonster gaat voor onderzoek naar de GD in Deventer. Het ‘wordt onderzocht op varkenspest, Aujesky, blaasjesziekte en MKZ. Vooral de dreiging van varkenspest vanuit Duitsland en België is groot. De varkenspest is daar nog steeds sluimerend onder de wilde zwijnen. Het gevaar bestaat dat de pest overslaat naar de varkenshouderij. Cor Kouters keurt lever, longen, nieren en milt op het oog op afwijkingen. Ziet hij die, dan stuurt hij de organen met de tonsillen en het laatste stukje van de dunne darm voor onderzoek naar ID-Lelystad.

Hiertoe dient van het bemachtigen van een wild zwijn de coördinator of diens vervanger binnen 24 uur in kennis te worden gesteld. De ontheffing kan ten alle tijde worden ingetrokken of gewijzigd.De laatste uitbraak van de varkenspest  kostte in 1997 – 1998

Bij deze rapportage dient het navolgende te worden vermeld:

  • het aantal gedode dieren ( gespecificeerd naar gewicht),
  • geslacht,
  • evt. leeftijd
  • afschotlocatie,
  • afschotdatum.
  • locatie waar geschoten of als valwild aangetroffen
  • conditie van het stuk ( drachtig, frishlingen geworpen)

wildzwijn-met-frishlingenPopulatiebeheer in leefgebieden

Hoe waarborg je de gewenste populatieomvang in de leefgebieden in Limburg?

De gewenste populatieomvang kan op verschillende manieren worden gewaarborgd.

  • Lokaal kan bijvoorbeeld een ‘nulstand’ worden gerealiseerd door òf het leefgebied van het Wild zwijn compleet in te rasteren òf de inliggende schade- en overlast gebieden te voorzien van een Wilde zwijnen kerend raster. Wanneer rasteren geen of slechts een gedeeltelijke oplossing is, zal er een balans gezocht moeten worden tussen de aantallen Wilde zwijnen en de acceptatiegrens met betrekking tot schade en of overlast.
  • Voor hoeveel Wilde zwijnen is er maatschappelijk draagvlak in plaats wat is de ecologische draagkracht. Dit betekent dat de aantallen op het gewenste niveau gebracht en gehouden moeten worden. Afschot is hiertoe het meest geëigende middel. Hierbij de opmerking dat de mogelijke populatieomvang gebaseerd moet zijn op de natuurlijke voedselsituatie. Echter, overal is het benuttingsgebied groter dan het bos- en natuurgebied, hetzelfde geldt voor het voedselaanbod. Er kunnen hierdoor meer Wilde zwijnen leven dan enkel en alleen op basis van het natuurlijke voedselaanbod.
  • De gewenste populatie zal in multifunctionele landschappen bepaald worden door draagvlak in de streek. In de regel zal dit een lage dichtheid betekenen vertaald in een gewenste populatieomvang of doelstand.

Waarborgen hebben te maken met de volgende aspecten (1 t/m 4).

  1. Nauwkeurige beeldvorming daadwerkelijke aantallen:
    1. Schemertellingen.
    2. Uitkomsten corrigeren voor dichtheid en voedselsituatie.
    3. Uitkomsten corrigeren voor aanwas van na de telling
  2. 100% realiseren noodzakelijk afschot:
    1. Mastrijke jaren grootste noodzakelijk reductie voordat de mast valt.
    2. Minder rijke jaren maximaal benutten om stand op afgesproken niveau te krijgen.
  3. Verantwoordelijkheden/uitvoering:
    1. Terreineigenaren, grondgebruikers en jagers zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor een juiste uitvoering.
    2. Alle terreineigenaren, grondgebruikers en jagers onderschrijven het afgesproken beheer uit het Faunabeheerplan.
    3. Het niet goed uitvoeren leidt tot meer schade, maak alle partijen financieel verantwoordelijk.
    4. Leg uitvoering vast in uitvoeringsplan met toetsbare maatregelen.
    5. Wijs een coördinator aan die de uitvoering coördineert in het gehele leefgebied conform de gemaakte afspraken.
    6. Beheer het gehele leefgebied gezamenlijk.
    7. Zorg voor deskundige jagers.
  4. Monitoring
    1. Monitor levende Wilde zwijnen (telling en jaarrond-waarnemingen).
    2. Monitor geschoten Wilde zwijnen.
    3. Monitor aanrijdingen.
    4. Monitor landbouwschade.
    5. Monitor overige schade en overlast.

0-optie gebieden in Limburg – nieuwe aanpak beheer wilde zwijnen buiten leefgebieden in Limburg

Aanleiding

Een tweetal incidenten met Wilde Zwijnen buiten de voor deze soort aangewezen leefgebieden, een dodelijk verkeersongeval en het afschieten van door de brandweer uit het water geredde wilde zwijnen, heeft geleid tot het aannemen van een motie in de vergadering van Provinciale Staten van 12 december 2014, waarin het college van Gedeputeerde Staten wordt verzocht om het beleid ten aanzien van wilde zwijnen te actualiseren, zodanig dat er sprake is van een duurzame ontwikkeling van verkeersveiligheid en landbouw enerzijds en natuurontwikkeling anderzijds. De uitvoering van deze motie is gestart met een vrije, open gedachtenwisseling in een rondetafelgesprek met verschillende belanghebbenden. In dit document vindt u de weerslag van dit constructieve gesprek.

Huidig beleid en wetgeving

Sinds de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet in 2002 gold dat buiten de leefgebieden (thans Meinweg en Meerlebroek) een nulstand van het Wild Zwijn werd nagestreefd. Dit beleidsdoel (alleen wilde zwijnen in aangewezen leefgebieden) werd, conform de Beleidsnota Uitvoering Flora- en faunawet, vastgelegd in een door de Faunabeheereenheid Limburg opgesteld en door het college van Gedeputeerde Staten goedgekeurd faunabeheerplan. Ten behoeve van de uitvoering van dit faunabeheerplan werden door de provincie ontheffingen verstrekt waarbij alle wettelijke middelen werden toegestaan om de Wilde Zwijnen buiten de leefgebieden te doden, zonder restricties ten aanzien van periodes en tijden (uitgezonderd de in de wet genoemde dagen, zoals zondagen). In het voorstel voor de nieuwe Wet natuurbescherming, dat in 2012 door staatssecretaris Bleker aan de Tweede Kamer werd toegezonden en controversieel werd verklaard, werd voorgesteld om het Wild Zwijn toe te voegen aan de wildlijst. In het gewijzigde voorstel dat eind 2014 door staatssecretaris Dijksma aan de Tweede Kamer is gezonden, blijft echter de huidige status in stand, waarbij het Wild Zwijn een beschermde soort is die alleen met een provinciale ontheffing mag worden beheerd.

De situatie in het veld

Het Wild Zwijn heeft zich ondanks het toegestane afschot sinds 2002 sterk verspreid in de provincie Limburg, waarbij er zichzelf instandhoudende populaties zijn ontstaan in het Heuvelland, de zuidelijke Roerstreek en westelijk Midden-Limburg tot in de Groote Peel en het Kempen~Broek. Er zijn meerdere factoren die een rol hebben gespeeld bij deze toename: dit zijn onder meer klimaatverandering, immigratie van dieren uit het aangrenzend buitenland en de grootschalige teelt van maïs. De stand buiten de aangewezen leefgebieden wordt anno 2014 geschat op 500 dieren, een veelvoud van het aantal dieren binnen de leefgebieden, waar een voorjaarsstand van 60 dieren wordt nagestreefd. Het is niet waarschijnlijk dat het wild zwijn door faunabeheermaatregelen volledig zal verdwijnen uit de gekoloniseerde gebieden.

Afschot Wild Zwijn Meinweg Regio (excl leefgebied) & Geheel Limburg
Jaar Regio Meinweg Geheel Limburg Jaar Regio Meinweg  Geheel Limburg Jaar Regio Meinweg Geheel Limburg
2000 9 9 2005 144 190 2010 137 280
2001 51 53 2006 100 185 2011 100 233
2002 86 94 2007 114 316 2012 114 262
2003 100 140 2008 118 329 2013 118 271
2004 121 128 2009 91 261 2014 91 235
Totaal 367 424 Totaal 567 1281 Totaal 560 1281

Het realiseren van een nulstandbeleid is hier dus te beschouwen als zijnde feitelijk niet haalbaar.VERSPREIDING WILD ZWIJN IN LIMBURG -AFSCHOT EN VALWILD. png

Risico’s en kansen

De aanwezigheid van de populaties buiten de aangewezen leefgebieden heeft geleid tot schade aan landbouwgewassen en problemen met de verkeersveiligheid. Daarnaast is er een mogelijk risico dat een uitbraak van dierziekte in een populatie wilde zwijnen tot exportrestricties voor de varkenshouder leidt, ook al worden alle geschoten dieren veterinair onderzocht en zijn tot op heden geen risicovolle dierziekten gevonden. Tegelijkertijd biedt de aanwezigheid van wilde zwijnen in natuurgebieden ook kansen omdat deze soort een ecologische rol vervult en een hoge belevingswaarde voor recreanten heeft

Schadegestuurde aanpak

Wilde Zwijnen horen thuis in de aangewezen leefgebieden, daarbuiten niet. Strikt juridisch handhaven wij daarom het nulstandbeleid. De aanwezigheid van Wilde Zwijnen buiten de leefgebieden is echter een gegeven. De provincie en stakeholders zullen in gebieden waar de aanwezigheid van wilde zwijnen als een gegeven moet worden beschouwd niet meer inzetten op het moeten halen van de nulstand, maar inzetten op het verminderen van schade en het beheersbaar maken van de aanwezigheid van wilde zwijnen. Dit kan worden bereikt door goed faunabeheer  en  andere  maatregelen.  Daarbij  geldt  dat  er  geen  verplichting  is  op  het instandhouden van een levensvatbare populatie in deze gebieden. Het afschot blijft vollledig vrij; de duurzame staat van instandhouding is immers al gewaarborgd in de aangewezen leefgebieden. Nieuwe vestigingen kunnen en moeten worden voorkomen door vroegtijdig ingrijpen van faunabeheerders.

Maatregelen

Om het risico op schade te kunnen verminderen is het nodig om naast afschot in te zetten op maatregelen  die  leiden  tot  een  betere  scheiding  tussen  natuurgebieden  en  agrarische percelen, om daarmee te bereiken dat Wilde Zwijnen voornamelijk in de natuurgebieden blijven. Te denken valt daarbij aan de volgende maatregelen.

  • Rasters,  op  de  grens  tussen  natuurgebieden  en  landbouwgebieden,  of  binnen landbouwgebied, om landbouwgewassen te beschermen.
  • Het aanbieden van alternatief voedsel binnen natuurgebieden om te voorkomen dat dieren uitzwerven naar agrarische percelen.
  • Waarschuwingssystemen langs wegen en faunapassages, om de verkeersveiligheid te verbeteren.
  • Compartimentering, bijvoorbeeld door het mogelijk te maken om verbindingszones en ecoducten snel af te kunnen sluiten, om bij een eventuele uitbraak van een dierziekte de bewegingsvrijheid van de dieren te kunnen beperken.
  • Verbetering van de aanpak van afschot, waarbij met de wildbeheereenheden  zal worden bekeken of een verdere optimalisatie van methodes voor populatiebeheer en schadebestrijding mogelijk is.
  • Samenwerking   tussen   jachtaktehouders,   waarbij   in   gebieden   met   een   grote schadedruk zal worden gestimuleerd dat jachtaktehouders beter samen werken, over de grens van het eigen jachtveld.

Samenwerking

Om de maatregelen effectief te kunnen nemen is het nodig dat er maatwerk per gebied wordt geleverd. Er is sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid van natuurbeheerders, agrariërs en  jachtaktehouders.  Om  hier  invulling  aan  te  geven  is  het  noodzakelijk  dat  deze belangengroepen op gebiedsniveau overleg voeren,   waarbij uitgangspunt is dat er een gezamenlijk  probleem  is,  dat  enkel  gezamenlijk  kan  worden  opgelost.  Bij  deze  lokale overleggen wordt ook de noodzakelijke toegang tot terreinen afgestemd. In het bestaande leefgebied de Meinweg zijn goede ervaringen opgedaan met een dergelijke aanpak.

Financiële  aspecten

Bij de uitwerking van de financiële aspecten van deze aanpak gaan we ervanuit dat er sprake is van een gezamenlijke verantwoordelijkheid. De ervaringen in het Meinweggebied leren dat, na een investering in een goede inrichting van het gebied, de beheerkosten beperkt zijn. De provincie kan financiële ondersteuning bieden bij het nemen van maatregelen, onder andere via de Subsidieverordening lnrichting Landelijk Gebied. Omdat goede schadepreventie leidt tot  minder  kosten  ten  aanzien  van  schadetegemoetkomingen,  hoeft  deze  aanpak  niet noodzakelijk te leiden tot kostenstijging. Het is zinvoller om te investeren in schadepreventie dan in tegemoetkomingen in schade.

Tegemoetkomingen in schade aan landbouwgewassen

Wanneer er op gebiedsniveau sprake is van een goede samenwerking om schade zoveel mogelijk te voorkomen,  is het niet redelijk dat agrariërs een behandelbedrag moeten betalen om schade aan landbouwgewassen te laten taxeren en om voor een tegemoetkoming in aanmerking  te  komen.  Binnen  deze  gebieden  zal  daarom  geen  behandelbedrag  van toepassing zijn (of het zal worden terugbetaald).

Nieuwe vestigingen tegengaan

Nieuwe vestigingen van wilde zwijnen in deelgebieden op de westelijke Maasoever, waar de intensieve varkenshouderij geconcentreerd is, zullen worden tegengegaan. Dit gebeurt onder meer    door    de    gecoördineerde    inzet    van    grondgebruikers,    jachtaktehouders    en wildbeheereenheden. Deze kunnen zorgen voor het doden van de wilde zwijnen, in een vroeg stadium van vestiging. Zonodig kan de provincie daarbij een aanwijzing doen om afschot mogelijk te maken.

Uitwerking

De  provincie  Limburg  zal  aan  de  Faunabeheereenheid  Limburg  verzoeken  om  een gebiedsgerichte uitwerking van deze aanpak te maken, als onderdeel  van het op te stellen faunabeheerplan 2015-2020, dat in het voorjaar van 2015 ter goedkeuring aan het college van Gedeputeerde  Staten  wordt  aangeboden.  Ook  het  financiële  aspect  behoeft  nadere uitwerking.

WZ: 3.2.3 Schademeldingen aan Faunafonds in het jaar 2004-2015 provincie Limburg

Limburg 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
Wild Zwijn totaal €  7.930 €  11.214 € 27.434 € 96.000 € 96.010  € 74.521 €47.695 €76.386 €27.907

Overzicht uitgekeerde schade in € veroorzaakt door Wilde Zwijnen per jaar in de provincie Limburg De toename van schade in 2014 is gerelateerd aan een beleidswijziging van het Faunafonds betalingen kosten taxatie faunaschade waardoor minder vergoedingen voor geleden schade konden worden aangevraagd en werden uitgekeerd.

Ontheffingen FF-wet

De aantallen wilde zwijnen worden gereguleerd door afschot, hiervoor is een ontheffing, conform artikel 68 van de Flora- en faunawet nodig, die verleend wordt door de provincies aan de Faunabeheereenheden, die deze weer doorgeven aan de aangesloten Wbe’s en individuele jachthouders.

De vergunninghouder kan de vergunning doorgeven andere jachtaktehouders die de vergunning op hun beurt rechtsgeldig kunnen overdragen aan een andere jachtaktehouder.

Gebruik kunstlicht. (deelontheffing 3)

In aanvulling op de reguliere bestrijding met een kogelgeweer is gebruik van kunstlicht en ook het gebruik de restlicht kijker mogelijk, hiervoor gelden de voorwaarden zoals vermeld in de ontheffing wild zwijn en de machtiging van de faunabeheereenheid.

Deze voorwaarde wordt als te beperkt ervaren. Het afschot van wilde zwijnen is geen jacht maar een opdracht van de overheid tot het bereiken van een 0-stand. Met deze beperking kunnen de ontheffinggebruikers de gewenste 0-stand niet bereiken.

Extra eisen stellen aan gediplomeerde en/of anderszins ervaren jagers is niet wenselijk en heeft geen wettelijke grondslag.

Advies:

 

veiligheidskleding druckjachtNeem als ontheffingsvoorwaarde op dat het veiligheidsprotocol “Zekerheid bij drukjachten” strikt opgevolgd dient te worden. Dit vergroot de veiligheid en het draagvlak voor de uitvoering van de ontheffing.

Print Friendly, PDF & Email

Reacties zijn gesloten.