GPS-onderzoek naar gedrag van de vos

In een landbouwgebied ten noordoosten van Bremen gingen jagers, boeren en vogelbeschermers samen aan de slag om de achteruitgang van de weidevogel te stoppen. Maaiverliezen en nestpredatie bleken de belangrijkste oorzaken voor de afnemende stand. Een onderzoek met behulp van gezenderde vossen bracht interessante feiten aan het licht over het gedrag van vossen.

Bron: Coöperatief Weidevogelbeheer

Het Bremer Blockland is een landbouwgebied ten noordoosten van Bremen. Het bestaat grotendeels uit grasland en wordt overwegend gebruikt door melkveebedrijven. Het gebied is door de specifieke waterhuishouding (getijdenbeweging) uitermate geschikt voor weidevogels. De aantallen hiervan namen, zoals elders, echter gestaag af.

Om dit tij te keren is in de afgelopen zeven jaar een samenwerking ontstaan tussen lokale weidevogelbeschermers, agrariërs en de plaatselijke wildbeheereenheid. Deze partijen hebben een plan opgesteld om de oorzaken van de terugloop van weidevogels te achterhalen en daar actie op te ondernemen.

Nesten zoeken
Op basis van waarnemingen, zowel fysiek als met wildcamera’s, bleek met name uitmaaien en nestpredatie de voornaamste oorzaak van de afname van weidevogels. Om maaiverliezen te voorkomen worden de weidevogelbeschermers van te voren ingelicht wanneer er gemaaid gaat worden. De te maaien percelen worden vervolgens afgezocht en gevonden nesten gemarkeerd. In de periode dat er kuikens zijn, gaan de weidevogelbeschermers mee op de tractor om uit te zien naar niet-vliegvlugge jongen en deze de gelegenheid te geven buiten het bereik van de maaibalk te komen. Hiervoor laat men dan een of meerdere smalle stroken gras staan, waarin de kuikens dekking vinden.

Om predatie vanuit de lucht zo veel mogelijk te voorkomen zijn veel grote bomen (uitkijkplekken voor roofvogels en kraaien) uit het gebied verwijderd. Daarnaast worden om de paar jaar alle bosschages in het gebied teruggezet tot een maximale hoogte van drie meter. Deze maatregelen bleken echter een beperkt effect te hebben op de terugloop van de populatie. Het uitrijden van mest, met behulp van sleepslangen tijdens de broedperiode, vormt een nieuw probleem.

Predatie door de vos
Voor wat betreft predatie door de vos is contact gelegd met de Diergeneeskundige Hogeschool in Hannover en het Instituut voor wildonderzoek te Büsum. Dit onderzoek moest antwoord gevenop de volgende vragen:
Hoe gebruikt de vos gedurende het jaar het gebied tijdens de broedperiode en de daarop volgende tijd waarin jongen van weidevogels en kleinwild opgroeien?
Zijn er gedragspatronen te herkennen?
Bestaan er relaties tussen de verblijfsgebieden van de vos en de nestgebieden van weidevogels?

GPS-zender
Hiertoe zijn tien vossen gevangen die werden voorzien van een GPS-halsband met een batterijduur van ongeveer een half jaar. Ook werd gebruik gemaakt van geavanceerde bewegingsmelders waardoor de locatie van rustende vossen elk anderhalf uur doorgegeven werd en de feitelijke activiteit van de vossen gedurende de observatieperiode geregistreerd kon worden. Al deze gegevens werden eens per dag door vrijwilligers verzameld via een draadloze verbinding.

Uit deze waarnemingen bleek dat vossen in het algemeen overdag in een dekking verblijven. In het Bremer Blockland zijn dit rietvelden en bosschages. Ook strobalenopslagen en kunstburchten behoren tot favoriete verblijfsplekken. Gedurende de nacht betreden ze het open veld, waarbij ze zich oriënteren op landschapskenmerken zoals bomen, veldschuren enz. Ze volgen graag sloten, greppels en randen van dekkingen.

Verschil
Ook bleek er een duidelijk verschil in het gedrag van rekels en moervossen. Rekels zijn minder gebonden aan een vaste locatie dan moeren en komen overdag vaker in het open veld. Met name de moervossen bezetten een eigen territorium, dat deels overlapt wordt door territoria van soms meerdere rekels. Tijdens de periode dat de moeren jongen hebben, leggen ze maximaal 10 tot 11 kilometer per etmaal af. Buiten deze periode kan die afstand zich verdubbelen tot circa 23 kilometer. De grootte van deze territoria lag in het Bremer Blockland tussen de 400 en 1000 hectare.

Opmerkelijk was dat moervossen met jongen ‘hulpmoeren’ in hun territoria toelieten om mede zorg te dragen voor de welpen. Na het spenen van de welpen, wanneer ze kunnen lopen en overschakelen op vlees, wordt dikwijls het hele nest verplaatst naar een andere locatie met meer prooidieren. Hierdoor kan het gebeuren dat in een bepaald gebied, waar het tot dusverre rustig was, plotseling een enorme uitval onder bodembroeders en ander kleinwild optreedt.

Bij dreigend gevaar zal de moer altijd trachten de jongen naar een andere plaats te brengen. Rekels maken vaker uitstapjes: tot wel 20 kilometer buiten hun territorium. Tijdens de ranstijd blijven ze dichterbij.

Specialisten
Voor wat betreft predatie heeft men geconstateerd dat vossen zich specialiseren. Een deel van de gevolgde vossen had geen enkele belangstelling voor de nesten van weidevogels, maar wel voor de opgroeiende kuikens daarvan. Zo stelde men vast dat een oudere, ervaren vos, die zich daarin had gespecialiseerd, per nacht wel 20 tot 30 nesten kan plunderen. Zijn deze ‘specialisten’ op
bodembroeders uit de stand weggenomen, dan specialiseert de rest van de vossen zich op muizen en andere prooidieren.

Ook werd snel duidelijk (en dat is nauwelijks verrassend) dat een oudere vos circa 50% meer schade aan de overige fauna toebrengt dan een jonge vos. Door buiten de zoogperiode structureel oudere vossen te vangen of te schieten wordt geen kennis overgedragen op de jonge vossen, die dan makkelijker ingerekend kunnen worden. 

Geen aanzuigende werking
Door de territoriale gebondenheid van de vos is het van groot belang het beheer van de stand per territorium uit te voeren. Het heeft totaal geen zin dit maar op één locatie te doen, omdat een groot deel van de vossen daar nooit komt. Ook is gebleken dat het schieten of vangen van een vos in een bepaald territorium geen aanzuigende werking heeft op nieuwe vossen.

Dit in tegenstelling van wat dikwijls beweerd wordt. Het ‘lege’ territorium wordt eenvoudigweg overgenomen door de naastliggende vos, die aldus een groter territorium bemachtigt van soms wel tot 1000 hectare. Per saldo zijn er in het gehele gebied dus minder vossen per hectare!

Verdubbeld
Vanaf medio 2013 is men in het Bremer Blockland gestart met actief vossenbeheer. Het jaar 2014 was het eerste jaar waarin gedurende het volledige broedseizoen dit beheer plaats vond. Gemiddeld werden tot 2017 jaarlijks zestig vossen in het gebied geschoten of met diverse typen vallen gevangen. Naast de gebruikte betonwipvallen, die een zeer lange  levensduur hebben en van een valmelder kunnen worden voorzien, bleek een bepaald type kastval succes op te leveren.

Deze kastval is voorzien van een dubbele bodem waarin aan de zijkanten gaten zijn geboord. Muizen slepen hier van alles in en de vossen komen op het geluid van de muizen af. Het plaatsen van vallen bij strobalen of op een bruggetje bij een wetering – een zogenaamde dwangwissel – verhoogde de vangstresultaten aanzienlijk.

De resultaten van al deze inspanningen lieten niet lang op zich wachten. De Bund Gelegeschutz (de Duitse weidevogelbescherming) verrichtte al vanaf 2008 regelmatig tellingen en constateerde vanaf 2014 een significante toename van het aantal weidevogels in het gebied.  Hierbij is het opmerkelijk dat met name de kievit van de beheersmaatregelen geprofiteerd heeft. Na het dieptepunt in 2011 was de weidevogelpopulatie in 2017 bijna verdubbeld. Tekst loop door onder de foto.

Kievitskuiken. Foto: Anthony van de Loo

Gezamelijk
In de omgeving van het Bremer Blockland bevinden zich twee vergelijkbare weidevogelgebieden waar tot voor kort niets aan vossenbeheer gedaan werd. Ook van die gebieden heeft de Bund Gelegeschutz telgegevens verstrekt. Gemiddeld liggen de nestverliezen daar, door een ander maairegime en predatie, tussen de 10 en 50% hoger. Intussen is men ook daar overgegaan op het beheer van de vossen, zoals dat in het Bremer Blockland wordt uitgevoerd.

Uiteraard heeft ook het overige kleinwild baat bij een vermindering van de vossenstand. Er komen meer bodembroeders zoals eenden, fazanten en patrijzen en de hazenstand neemt eveneens toe. Dit alles dankzij een gezamenlijke aanpak van weidevogelbeschermers, boeren en jagers.

Bron: Koninklijke Nederlandse Jagers Vereniging (KNJV)

Print Friendly, PDF & Email

Reacties zijn gesloten.