Vrijstelling

De Vrijstellingen die in de faunabeheerplannen dienen te worden opgenomen, zijn opgesteld om te voldoen aan de eisen gesteld in de Wet natuurbescherming (Wnb) in deze.

 

Onder de Flora- en faunawet vielen handelingen in het kader van schadebestrijding op basis van landelijke Vrijstellingen (verder te noemen Landelijke Vrijstelling) buiten de verantwoordelijkheid van de Faunabeheereenheden. In de Wet natuurbescherming wordt nu echter aangegeven dat alle handelingen op basis van een Landelijke dan wel Provinciale Vrijstelling een maatschappelijk verankering dienen te hebben. De Vrijstelling dient bezien te worden in relatie met overige handelingen in het kader van Jacht, Beheer & Schadebestrijding. Hiertoe zal in een faunabeheerplan van een Faunabeheereenheid de relatie tussen de diverse handelingen dienen te worden beschreven.

Handelen op basis van een Vrijstelling is vanuit de Vogelrichtlijn alleen toegestaan indien de soort op niveau wordt gehouden. Voor soorten vallend onder de Habitatrichtlijn geldt dat ingrijpen op basis van een Vrijstelling alleen is toegestaan als de gunstige staat van instandhouding niet in het gedrang komt.

In de Toelichting van het Besluit natuurbescherming is voorts aangegeven hoe een grondgebruiker gebruik kan maken van de Vrijstelling en deze door derden zoals een Wbe of jachtaktehouders in gebruik wordt gemaakt van het geweer, alsmede dat áls er een Vrijstelling wordt verleend, dat er dan impliciet géén andere bevredigende oplossing bestaat:

De betrokken bepalingen staan afwijkingen uitsluitend toe als is voldaan aan de volgende cumulatieve voorwaarden:

  1. er bestaat geen andere bevredigende oplossing, de afwijking is gerechtvaardigd op grond van één van de in de betrokken bepalingen genoemde belangen, èn
  2. de afwijking leidt niet tot een verslechtering van de staat van de betrokken vogelsoort, respectievelijk; 
  3. als sprake is van een andere diersoort dan een vogelsoort ;
  4. doet geen afbreuk aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidings-gebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.

Op basis van vermeld onderzoeksrapport wordt wat dat betreft in het onderhavige faunabeheerplan van het volgende uitgegaan:

Daarbij is wel de vraag wat een populatie is, omdat dit bepaalt op welk schaalniveau de gunstige staat van instandhouding voor HR-soorten moet worden gegarandeerd. Vanuit de ecologie is het verdedigbaar om hierbij uit te gaan van de netwerkpopulatie. Voor andere soorten (vanuit nationaal oogpunt beschermde soorten) wordt de Vrijstelling getoetst op het effect op de landelijke staat van instandhouding; hiervoor geldt dus dat de soort landelijk niet in zijn voortbestaan wordt bedreigd of dit gevaar loopt” (Vos, C. et al, 2016; pp52).

Wettelijk kader landelijke en provinciale vrijstellingen

Er zijn 6 diersoorten (Canadese Gans, Houtduif, Kauw, Konijn, Vos en Zwarte Kraai) in artikel 3.1 van het Besluit natuurbescherming aangewezen als vallend onder de Landelijke Vrijstelling. In de toelichting bij het besluit is de onderbouwing opgenomen. In de Regeling natuurbescherming is ten aanzien van deze soorten een Vrijstelling opgenomen. Nu er sprake is van een landelijke Vrijstelling, geldt deze ook voor alle provincies en dus ook in Limburg voor de genoemde 6 diersoorten.

Voor Limburg geldt de Wijzigingsverordening Hoofdstuk 3 Natuur van de Omgevingsverordening Limburg 2014 (GC03) (Bron)waarin voor de Provinciale Vrijstellingen het volgende is opgenomen:

  • Paragraaf 3.8 Vrijstellingen beschermde diersoorten
    • Artikel 3.8.1 Vrijstelling bestrijding schadeveroorzakende dieren;
    1. Als soorten als bedoeld in artikel 3.15, derde lid, van de Wet natuurbescherming worden aangewezen de soorten genoemd in bijlage I van deze paragraaf. 
    2. In afwijking van de verboden in artikel 3.10, eerste lid, van de Wet natuurbescherming is het de grondgebruiker toegestaan om de in bijlage I van deze paragraaf aangewezen soorten opzettelijk te doden, te vangen, en hun vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen opzettelijk te beschadigen of te vernielen op de door hem gebruikte gronden, dan wel in of aan door hem gebruikte opstallen, ter voorkoming van in het lopende of daarop volgende jaar dreigende schade op deze gronden, in of aan deze opstallen, of in het omringende gebied.
    3. De in het tweede lid genoemde Vrijstellingen worden verleend ter voorkoming van ernstige schade aan met name de gewassen, veehouderijen, bossen, visgronden, wateren of andere vormen van eigendom.
    4. Uitvoering van de in het tweede lid bedoelde handelingen vindt plaats overeenkomstig het door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 3.12, zevende lid, van de Wet natuurbescherming goedgekeurde faunabeheerplan.
    5. Aan de Vrijstellingen zijn de volgende beperkingen en voorschriften verbonden: 
      1.  de Vrijstellingen gelden enkel voor het gebruik van de in bijlage I bij de betreffende soort genoemde middelen en onder de hierin genoemde voorschriften en beperkingen;
      2.  indien de grondgebruiker in overeenstemming met artikel 3.15, zevende lid, van de Wet natuurbescherming de Vrijstelling door een ander laat uitoefenen, dient die persoon gedurende die uitoefening de door de grondgebruiker afgegeven schriftelijke en gedagtekende toestemming bij zich te dragen en op eerste vordering van een daartoe bevoegde ambtenaar ter inzage te geven.
    6. Gedeputeerde Staten kunnen de werking van dit artikel geheel of gedeeltelijk opschorten indien bijzondere weersomstandigheden hier naar hun oordeel aanleiding toe geven.

Er zijn twee soorten vrijstellingen.

  1. Voor diersoorten die landelijk belangrijke schade veroorzaken bestaat de landelijke vrijstelling;
    1. Landelijk vrijgestelde schadesoorten die gedurende het gehele jaar mogen worden verjaagd en gedood in het kader van beheer en schadebestrijding:
      Canadese Gans, Houtduif, Kauw, Konijn, Vos, Zwarte kraai.
  2. diersoorten die op provinciaal niveau belangrijke schade veroorzaken is er de provinciale vrijstelling.
    1. Provinciaal vrijgestelde schadesoorten in Limburg die het gehele jaar mogen worden verjaagd en gedood: Veldmuis

Soorten die landelijk of provinciaal zijn vrijgesteld kunnen zonder ontheffing verjaagd of gedood worden wanneer u er schade van ondervindt, of wanneer u binnen een jaar belangrijke schade verwacht. Wel moet u voldoen aan de eisen voor een bejaagbaar veld (minimaal 40 ha.) en zijn de middelen toegestaan zoals vermeld in de Wet natuurbescherming.

Schadesoorten die niet beschermd zijn en daarom ook zonder ontheffing verjaagd of gedood mogen worden (maar niet met het geweer):
Zwarte rat, Bruine rat, Huismuis.

Print Friendly, PDF & Email

Reacties zijn gesloten.