Je moet een intensieve training volgen, examens afleggen, geen koudwatervrees hebben en niet te veel janken: jachthond word je niet zo maar!
MENS EN HOND jagen al tienduizenden jaren samen. De jachthond is voor de jager een onmisbaar hulpmiddel bij het bemachtigen van het wild. De hond doet het werk waartoe de jager niet in staat is.
Jachthonden zijn daarom de belangrijkste bondgenoten bij de jacht op groot- en op kleinwild en soms zijn ze zelfs van doorslaggevende betekenis.
Een goede jachthond zal niet in de dierenwinkel te vinden zijn. Rashonden koopt men het beste bij een serieuze fokker via een rasvereniging. De speciaal gefokte jachthonden zijn niet goedkoop.
Het is niet moeilijk te begrijpen dat jachthonden worden gebruikt voor de jacht. Maar daarmee is nog lang niet alles mee gezegd want er zijn heel veel soorten jacht en dus ook jachthonden in allerlei variaties.
Je zou het ruwweg in vijf groepen kunnen opdelen:
- staande honden,
- drijvende honden,
- retrievers,
- aardhonden,
- zweethonden.
Dan heb je ook nog de windhonden, deze groep wordt vaak apart genoemd, maar omdat het jachthonden zijn wil ik ze hierbij noemen. De windhonden jagen op zicht en worden gewaardeerd om hun snelheid, maar deze jacht is in Nederland streng verboden, in Engeland wel nog toe gestaan.
De populaire labrador, retriever en de Duitse staande langhaar kosten al snel een kleine vijfhonderd euro. Een koper van een jachthond dient vooraf goed te weten wat hij wil van het dier en of hij er tijd genoeg voor heeft, om hem op te leiden en te benutten waarvoor het ras geschikt is.
- Elke jager stelt namelijk andere eisen aan een hond.
- Waarop wil hij jagen?
- Wil de jager een speurhond voor het bos of jaagt hij liever op grote velden?
Elk ras heeft specifieke eigenschappen. Een allround jager doet er het beste aan een allround hond te kiezen. Hoewel elke jachthond wild moet kunnen opsporen en apporteren, zijn er specialisten.
Staande honden:
gebruikt om wild te lokaliseren. Om de geur van het wild op te vangen (de verwaaiing) zoeken staande honden met opgeheven hoofd tegen de wind in. De hond wijst de jager het wild aan door stokstijf te ‘staan’ op de plek waar het wild zich bevindt. Op commando van de jager ‘stoot’ de hond het wild op. Dat zie je ook in het gedrag van de wolf, als je voorste leden van de roedel een geur te pakken krijgen, verstarren ze en blijven met hun neus exact in de richting van de geur staan. De rest van de roedel doet dat na en probeert zo ook de geur te pakken te krijgen. Als dat is gelukt begint de volgende fase van de jacht Staande honden worden weinig gebruikt bij de jacht in het bos. De hond is immers door de bomen moeilijk te traceren voor de jager.
Andere continentale staande honden: zijn de typische mosterdgele viszla, ook wel Hongaarse staande hond genoemd, en de kleine epagneul Breton. De epagneul Français is een van de oudste staande hondenrasApport van vos door duitse staande ruwhaarsen. De langharige witte hond met bruine vlekken is te zien op veel schilderijen en prenten. Staande honden van Nederlandse bodem zijn de weinig voorkomende Friese stabijhond en de Drentse patrijshond. Beide honden hebben een zachtaardig en meegaand karakter. De jachtprestaties van de Nederlandse rassen blijven achter bij die van de Duitse staande honden.
Drijf-opstotende honden:
wel flushing dogs, worden gebruikt om het wild op te sporen, uit de dichte dekking te jagen en voor het geweer uit te drijven. De drijvende hond jaagt voornamelijk op vossen en konijnen. De hond is de gehele tijd ‘binnen schot’, dat wil zeggen in de nabijheid van de jager. De drijvende honden horen niet achter het wild aan te gaan. De jager kan dan immers niet schieten. De hond moet doornige braamstruiken kunnen afzoeken. Een dikke vacht komt hierbij goed van pas. De bekendste drijfhonden zijn de Engelse cockerspaniël en de Engelse springerspaniël.
Brakken zijn honden die luid blaffend het wild opjagen dat meestal in grote cirkels vlucht. In Nederland worden de grote brakken weinig gebruikt omdat de jachtvelden niet groot genoeg zijn veelal in Engeland en Frankrijk.
Apporterende honden:
het geschoten wild op en brengen het ‘onbeschadigd’ naar de jager. De bekendste apporteerhonden zijn de labrador en de golden retriever,die een waterafstotende vacht hebben. De golden retriever is de meest geliefde huishond in ons land.
Aardhonden:
worden ingezet voor de jacht op onder de grond levende dieren die zich ophouden in holen, zoals vossen uit hun burcht te jagen. Deze honden kunnen door hun lichaamsbouw doordringen in nauwe holen om het wild op te jagen. Om de in het nauw gebrachte vos te weerstaan moeten deze honden beschikken over een grote portie zelfstandigheid en moed, of zo men wil agressie. Het is overigens meestal niet de bedoeling dat ze zelf het wild doden.
- Duitse jachtterriër,
- Jack Russell Terriër
- Pattendale Terriër
- Langharige Teckel
- Ruwharige Teckel
Zweethonden:
voor het opsporen grofwild, zoals edelhert, ree en wild zwijn, op door het volgen van een zweetspoor (bloedspoor). Voorbeelden hiervan zijn de zeldzame Hannoveraanse zweethond Dit ras wordt al ruim twee eeuwen gefokt als zweethond voor het werk op aangeschoten roodwild (edelhert), zelfs als er een laagje sneeuw overheen gevallen is) en de Beierse bergzweethond, maar ook kunnen alle andere jachthonden met een goede neus hiervoor ingezet worden. Zweethond die een aangeschoten hert heeft opgespoord , maar ook teckels kunnen heel goed zweethonden werk doen. Om een jachthond topprestaties te laten leveren, zijn een intensieve training en goede voeding noodzakelijk. De basis van de africhting van de jachthond wordt al gelegd in de eerste vier maanden.
In het hele land zijn opleidingen voor jachthonden. Een hond wordt getraind om de valplaats van het wild te onthouden of op te sporen, over sloten met koud water te zwemmen, door dichte braamstruiken te zoeken en ruwe en moeilijk begaanbare hellingen af te gaan. De training wordt afgesloten met de jachthondenproeven die meestal in de zomer worden gehouden. Baas en hond moeten een aantal kunstmatige proeven afleggen. De proeven worden gehouden met voorgeschoten konijnen en eenden (‘koud wild’).
De KNJV geeft drie diploma’s.
- Het lichte C-diploma voor eenvoudige gehoorzaamheidsproeven,
- Het B-diploma, apporteren te land en in het water,
- Het zware A-diploma, waarbij de hond wordt geleerd zich op afstand te laten dirigeren.
De ORWEJA (Organisatie Werkende Jachthonden) kent ook nog een aantal extra proeven;
- De MAP ( meervoudige apporteer proeven)
- NIMROD (De Nimrod -Proef bestaat in beginsel uit drie meervoudige niet gestandaardiseerde apporteerproeven).
Zie ook de KNJV site:www.kjv.nl of mailen naar jachthonden@knjv.nl
De Stichting Jachthonden GebruiksHonden (JTGH) van de Nederlandse Organisatie voor Jacht en Grondbeheer (NOJG) organiseert per provincie jaarlijks ook jachthonden proeven de Artemisproeven (vooral gebaseerd op de jachtpraktijk een soort MAP) en de winnaars worden uitgenodigd om aan de jaarlijkse Hubertus proef deel te nemen, deze is zeker te vergelijken met de NIMROD.
Zie voor meer informatie de website van de NOJG/JTGH
Jaarlijks leggen ongeveer 4.000 honden het examen af, hier zijn dus veel mensen bij betrokken en is de laatste tijd vooral ook voor de vrouwen heel erg in. zij zijn vaak rustiger en hebben meer geduld en tijd dan mannen bij het opleiden van een jachthond.
Niet alle honden zijn geschikt om getraind te worden voor de jacht. Als het instinct, het uithoudingsvermogen en de intelligentie ontbreken bij een hond, zal de beste trainer er geen jachthond van kunnen maken. Dus een goede afstamming van bejaagde ouders is altijd een belangrijk uitgangspunt voor een goede jachthondenpup. Essentieel is dat een hond rustig en gehoorzaam is en geen koudwatervrees heeft. Honden die veel janken kunnen de jacht bederven. Ook moet de hond tegen het geluid van een schot kunnen.
Over het algemeen zijn jachthonden vriendelijk honden. Met name de meutehonden kunnen goed met andere dieren opschieten omdat dat een vereiste is voor het goed functioneren binnen een meute.
Waar je bij jachthonden terdege rekening mee moet houden is dat het jachthonden zijn. Ze zullen dus erg graag willen jagen, helemaal als er niks met ze gedaan wordt. Dat zou dus kunnen betekenen dat de hond niet los kan omdat hij achter elk vogeltje aan zit, of dat men hem zelfs moet laten inslapen omdat hij schapen doodt. Bepaalde jachthondenrassen zijn zelfs zo gefokt dat ze goed zelfstandig kunnen jagen en deze honden zullen tijdens de wandeling dus wat minder rekening met u houden. Zoals ook met de hoeveelheid energie die een jachthond heeft, het is een echte werkhond met een enorme jachtpassie. Dat betekent dus dat de hond wat te doen moet hebben. Een jachthond waar niks mee gedaan wordt heeft geen leven.