Physical Address
304 North Cardinal St.
Dorchester Center, MA 02124
De faunabeheerder gemeente Echt-Susteren en Sittard-Geleen
Verder schieten met hagel is altijd een uitdaging. Een dikke honderd jaar geleden werd uitgevonden dat wanneer je de loopmond vernauwde de loodhagel dichter bij elkaar bleef, waardoor op afstand een betere dekking ontstond. De choke werkt anders met alternatieve hagelsoorten dan met lood, reden om dat uit te zoeken!
De ‘choke’ dient om de hagelbundel de gewenste verdichting of spreiding te geven op een bepaalde afstand voor de geweerloopmond. De ‘choke’ kan van zuiver cilindrisch ( zonder vernauwing) tot volledige ‘choke’ (full choke) variëren. Hoe enger de choke, hoe enger de hagelbundel. Een cilindrische loop geeft de breedste spreiding.
De groepering of dekking kan variëren volgens het soort patroon, choke, snelheid en gaafheid van de hagelkorrels afzonderlijk. Misvormde hagel geeft een verder gespreide bundel. De groepering van de hagelspreiding wordt beoordeeld op de proefschijf.
Er wordt geschoten op een proefschijf met een blazoen van 75 cm diameter, op een afstand van 35 meter. De groepering, t.t.z. het aantal trefkorrels in het blazoen, wordt uitgedrukt in procent.
Trap- en skeetgeweren zijn zwaarder gebouwd dan jachtgeweren omdat er vele patronen na elkaar mee verschoten worden. Het hogere gewicht mildert het aanvoelen van de terugstoot.
Skeetgeweren hebben meestal zeer korte lopen waarvan de loopmond verwijd werd ten opzichte van de loopdiameter om een extra brede hagelbundel te verkrijgen ( omgekeerde choke). Skeetgeweren kunnen met succes gebruikt worden in het bos, b.v. op konijnenjacht.
Bijna alle hagelgeweren zijn voorzien van een choke of tegenwoordig van verwisselbare chokes, die je kunt verwisselen en aanpassen op de wildsoort of stand waarop je wilt schieten. De mate van vernauwing kan worden aangegeven met sterretjes, streepjes of getalletjes en geven een suggestie hoeveel de hagelkolom ‘geknepen’ zal worden. Hadden vroeger de meeste lopen een fabrieksmatige choke die je niet meer kon veranderen, sinds enige tijd zijn verwisselbare chokes, vooral in de superposés ‘s, normaal.
De tegenwoordige veel gebruikte alternatieven bismut en staal, soms ook tungsten matrix (wolfraam) reageren ieder op hun eigen wijze op een vernauwing. Zo is het mogelijk dat bismut/tungsten en staal met dezelfde kwartchoke respectievelijk schotbeelden opleveren van cilindrisch en fullchoke!
Voor dat je een patroon in grotere hoeveelheden aan gaat schaffen is het wel goed te weten wat er van het hagelschot te verwachten is en voor welke diersoorten je gaat bejagen!
Hoeveel jagers en kleiduivenschutters hebben hun patronen en geweer choke’ op elkaar afgestemd om het beste schietresultaat lees beste “veld-shoke “ te krijgen? Er wordt ook bijna nooit eens patroon open gemaakt om te kijken of de hagel wel mooi rond is zodat de hagelkolom goed bij elkaar blijft. Hoe doe je dat dan het beste?
Oberfell en Thompson hebben in 1964 een methode bedacht om na te gaan wat de samenhang en de kwaliteit van de spreiding van de hagel is. Deze proeven leveren een aanwijzing op voor de prestatie van een bepaalde choke/ hagelcombinatie. Zoek je dat met proefschoten uit, dan kan in werkelijkheid een door de fabrikant opgegeven halfchoke zowel een kwart- als een driekwartchoke- veldeffect hebben.
Het resultaat in het jachtveld (en daar gaat het om) noemen we daarom de ‘veldchoke’, die per hagelsoort aanmerkelijk van de fabrieksmatige choke af kan wijken. De onderzoekers gingen er toen van uit van een standaardafstand van 40 yard (36,6 meter), voor de verdere beoordeling werden cirkels gebruikt van 30 (76 cm) en 5 inch (12,5 cm – uitleg hieronder).
De choke en de patroon combinatie moet proefondervindelijk voor elke patroonsoort met minimaal 5 schotbeelden worden vastgesteld. Een tabel voor het vaststellen van de ‘open gaten’ in deze schotbeelden is hierbij nodig om aan de hand van het gemiddeld aantal open gaten vast te stellen of een patroon/choke combinatie voldoet. Je kunt zo voor jezelf jouw maximale schootsafstand op b.v. 35m vaststellen en hierbij een zodanige hageldiameter kiezen dat een patroon op 35m nog voldoende dekking en energie per hagelkorrel afgeeft. In de regel geven schoten verder dan 35 m een snel afnemend schotbeeld resultaat te zien.
Kies je een patroon/choke combinatie om op 45 m een goed schotbeeld te verkrijgen dan zal deze combinatie op b.v. 20 meter een te kleine hagelkolomdiameter geven. De kans is dan groot dat er op deze afstand vaker gemist wordt of dat het wild met zoveel treffers wordt getroffen dat dit niet of minder geschikt is voor consumptie.
Als je je schootsafstand vaststelt op b.v. 25 meter kun je je choke zodanig kiezen dat het aantal treffers dat in de 75 cm cirkel op 25 m afstand is geschoten overeenkomt met ook weer minimaal die 165 treffers. Je moet er dan wel weer rekening mee houden dat het aantal treffers op b.v. 40 meter zodanig is ‘verdund’ dat de trefkans sterk wordt verminderd.
Op deze wijze kun je a.d.h.v. zelfgemaakte schotbeelden jouw ideale afstand, choke en patroon combinatie vaststellen voor elke wildsoort. Je moet er wel een aantal schotbeelden voor willen maken.
Een gevonden choke waarde uit de schotbeelden noemen we de ‘veldchoke’ die per hagelsoort aanmerkelijk van de chokemaat in uw geweer af kan wijken.
De heer J. Verheij heeft hiervoor een ballistisch programma geschreven in Excel, wat je tegen betaling bij hem kunt verkrijgen, hiermee kun je heel gemakkelijk alles kunt berekenen zie het onderstaand voorbeeld;
Maken van schotbeelden
Tegenwoordig zou in Europa eerder 30 meter als standaardafstand overwogen kunnen worden. Dit vanwege de toenemende overschakeling op bismut (soms tungsten matrix) en staal. Voor het maken van de schotbeelden bevestig je papieren schijven van één bij één meter op een raamwerk. Dat zet je op 30 meter vanaf de loopmond en door iets onder het midden van het papier te richten (ieder hagelgeweer heeft een beetje hoogschot) komt het totale beeld, inclusief de afzwaaiers, mooi binnen de randen. Op die 30 meter worden de eerder genoemde cirkels aangepast op 62,5 en 10,5 cm.
Tel het aantal hagelkorrels in de patroon en maak vervolgens op steeds een nieuw papier zes keer een schotbeeld met dezelfde choke en patroon. Trek op het oog een cirkel met een middellijn van 62,5 cm om de grootste concentratie inslagen. Deze cirkel bepaalt de grens waarbinnen je het schot beoordeelt en is de maat voor de berekening van de veldchoke. Tel vervolgens, al aanstrepend, de inslagen binnen die cirkel. Zo krijg je uit zes schotbeelden een gemiddeld aantal en daaruit bereken je het percentage treffers binnen de 62,5 cm cirkel van het totaal aantal korrels in de patroon (zie schema). De gaatjes buiten de cirkel zijn van de randhagel.
Een tweede cirkel, die voor de beoordeling nodig is, heeft 10,5 cm middellijn en is bedoeld om de kwaliteit van het schotbeeld te bepalen. Met hulp van een passer worden deze cirkels waarin geen inslagen mogen zijn binnen de 62,5 cm cirkel aangebracht. Soms kunnen twee van deze cirkels tegen elkaar aan liggen. Dit zijn de zogenaamde ‘open gaten’. Deze gaten of ruimtes geven een waardering voor de kwaliteit van de spreiding.
Percentage treffers in de 62,5 cm-cirkel | De veldchoke is dan: |
45% | cilindrisch |
55% | verbeterd cilindrisch |
60% | kwartchoke |
70% | halfchoke (modified) |
80% | driekwartchoke (improved modified) |
In de tabel wordt aangegeven, hoeveel open gaten er normaal te verwachten zijn bij de aangegeven hoeveelheid korrels. Maak je een schotbeeld met een patroon met grove hagel, dan zullen er wellicht maar 100 korrels in de grote cirkel terecht komen en je zou dan volgens de tabel wel tien gaten kunnen verwachten, maar voor die patroon (voor grotere dieren) is dat een goede prestatie. Met fijnere hagel zijn bijvoorbeeld 250 inslagen mogelijk.
Voor dat aantal kun je twee gaten verwachten en dit is heel geschikt voor kleiner wild. Blijkt tijdens het eigen onderzoek, dal hel aantal open gaten met een bepaald aantal hagelkorrels minder is dan de tabel opgeeft, dan is de kwaliteit van die patroon in die loop uitstekend en kanzeker tot 30 meter geschoten worden of zelfs verder. Zijn er meer open gaten, clan wordt de dekking, de regelmatige spreiding, onvoldoende voor de afstand en kun je overwegen om minder ver te schieten. Met de kennis van de schotbeelden kan ieder de schootsafstanden bij benadering voor een bepaalde diergrootte bepalen.
Er is verschil in effect tussen zachte hagel (bismut, tungsten) en harde korrels (staal). Zachte metalen kunnen gemakkelijk tijdens het afvuren van de patroon door druk op de prop en tegen de loopwand vervormen en door de luchtweerstand kan zo’n hageltje door de afgevlakte kantjes afzwaaien. Het schotbeeld wordt daardoor ruimer en de korrels hebben minder energie.
De kans dat er meer gaten in dat beeld ontstaan neemt daarmee toe. Het aantal korrels buiten die grote cirkel (de randhagel) zal ook toenemen. Maar op kortere afstand kunnen die korrels nog wel voldoende energie voor een dodelijke treffer hebben, meer randhagel laat zodoende iets meer marge toe in het richten. Maalhagel zal geen vervorming lonen, volgt een strakkere koers en zal daardoor weinig afzwaaiers hebben. Minder randhagel dus. Al snel zal het zo zijn, dat de fabrieks-halfchoke een schotbeeld oplevert dat als veldchoke aan juli doet denken. Het schotbeeld heeft meer inslagen, dichter op één dus dan met zachtere hagel. Er zijn ook minder open gaten. Door de geringere spreiding van de harde hagel wordt nu de indruk gewekt, dat men nauwkeuriger zou moeten schieten.
Aantal korrels in 65 cm cirkel | normaal aantal open gaten |
100 | 8-11 |
150 | 4-7 |
200 | 2-5 |
250 | 1 – 3 |
300 | 0 – 2 |
Er zijn vier open gaten, meer dan zeven zou normaal zijn, met andere woorden: prima schotbeeld.
Overweeg om met een patroon te jagen die een ‘normale’ hagellading heeft (voor een kaliber 12 is dat 28 tot 32 gram) en probeer één universele hagelsoort voor alles te gebruiken. Het kan dan soms noodzakelijk worden om de schootsafstand (dekking en energie) bij de grootte van het dier aan te passen, maar vaak is het zo dat de energie, indien je een universele hageldoorsnede neemt (tungsten/bismut 5, staal 4), voldoende is op de voor de dekking aangepaste afstanden. Eventueel zou je dus voor grotere dieren dan de vijf jachtwildsoorten grovere hagel kunnen nemen (vos, gans).
Uit vele publicaties (o.a. Brister – VS) en eigen ervaring blijkt dat niet te zwaargeladen patronen, in combinatie met een choke van minder dan een half, over het algemeen een betere dekking opleveren. Daarmee kun je dus verder schieten.
Voor degenen met verwisselbare chokes die het aandurven: ga eens veertien dagen op jacht met in beide lopen voor zachte hagel twee kwartchokes en voor staal twee verbeterd cilindrische.
Bekommer je er niet meer om welke loop je het eerst neemt, ook ideaal voor één trekkersystemen. Mijn overtuiging is dat er meer wild binnenkomt en dat er minder ziekgeschoten wordt! ?
Schrijver Jan Smit , janl.smit@wxs.nl