Physical Address

304 North Cardinal St.
Dorchester Center, MA 02124

Haas

haas

Inhoudopgave:

Het haas komt in vrijwel alle jachtterreinen in Nederland voor, plaatselijk zelfs zeer talrijk. Het is daarom een zeer belangrijke wildsoort in het landschap van onze “cultuur” Op basis van de laatste tellingen in Nederland, wordt de herfststand de laatste 10 jaar geschat op ruwweg zo’n 300.000 tot 600.000 hazen.

Algemeen

Het Europese veldhaas (Lepus europaeus) en het konijn behoren beide tot de familie der Leporidae of haasachtigen. Op grond van de bouw van het gebit heeft men hen lange tijd ingedeeld bij de knaagdier, de snijtanden groeien het hele leven door. Toch is er een groot verschil in het gebit zodat men eigenlijk de haas moet indelen de groep van de dubbeletanden, dit in tegenstelling van de knaagdieren.

Haas-rustendVolgens de samenstelling van het bloed behoren ze eerder tot enige hoefdieren als de knaagdieren. De voorpoten worden nooit als grijpwerktuigen gebruikt, zoals knaagdieren, maar worden voor de verdediging of aanval gebruikt. Het langgerekte, lenige “droge” lichaam van het haas rust op een paar slanke voorlopers en twee veel hoger gestelde, zeer krachtige achterlopers. Het dier is een halfzoolganger: het zet bij het lopen de zool van de voet gedeeltelijk op de grond. Het lichaam is bedekt met verschillende soorten haar, met dekharen in de wildkleur. De beharing van de onderzijde van buik en staart is wit. De zwarte oorvlekken en de veel langere oren (lepels) onderscheiden een haas van een konijn. De gespleten “bazenlip” is een aanpassing aan de knagende leefwijze. het kan zo’n 6 kg zwaar worden en wordt gemiddeld 3 jaar oud in de vrije wildbaan, uiteraard in gevangschap wordt de haas veel ouder tot zo’n 12 jaar.

Het haas is een niet?sociaal levend steppedier met een duidelijke voorkeur voor grotere vlakten (minimaal 5 ha.). De verblijfplaats heet het leger. In vertraagd (“hobbelen”) of versneld galop. in spronggalop met snelheden tot 70 kilometer per uur. Op de vlucht worden “haken” geslagen.

Selectieve voedselkeuze, met een voorkeur voor kiemplanten, jonge plantendelen met een relatief laag celwandgehalte en akkeronkruiden zoals de paardebloem, kruisbloemigen, viooltjes en alle soorten klaver. Bij het haas is sprake van caecotrofie ofwel dubbelvertering: het opnemen van een voorverteerde en met vitamines verrijkte substantie, afgescheiden uit de blinde darm. Wordt een haas ziek, zodat hij eigenlijk met antibiotica behandelt moet worden, dan wordt het een probleem, omdat door de behandeling ook de bacteriën die voor de vertering worden gebruikt afsterven en kan het dus zijn voedsel niet meer op de juiste wijze verteren, zodat hij langzaam maar zeker zal verhongeren. Een behandeling met een konijnenantibiotica, die juist op de verteringsbacteriën zijn afgestemd functioneert daar en tegen zeer goed. Hazen gebruiken geen vloeistoffen overdag,wel ‘s-nachts zo’n 125 tot 200 ml water, en meer in de zomer,maar ik heb zelf wel al waargenomen dat hazen sneeuw aten in de winter.

Voortplanting:

Brakgrond-als-kinderkraamplaatsAls betrekkelijk kleine planteneter met veel natuurlijke vijanden heeft het haas een aanzienlijk voortplantingsvermogen. Het is het grootste deel van het jaar vruchtbaar; het voortplantingsproces wordt alleen in oktober, november en decemberonderbroken. De haas heeft ook belangrijke bijzonderheid, de moer heeft een soort superbaarmoeder, dit wil zeggen dat ze ondanks dat ze drachtig is toch vruchtbaar is en opnieuw gedekt kan worden. Dus kunnen in haar baarmoeder, foetussen zijn van verschillende ouderdomsstadia. Deze processen worden primair beïnvloed door de daglengte. Het voortplantingsgedrag wordt rammelen genoemd. Tijdens de paarvorming gaat de moer de rammelaar soms letterlijk boksend te lijf, waardoor deze ernstige verwondingen kan oplopen. Het gaat hier dus niet, zoals men algemeen denkt. om gevechten tussen rammelaars.

De draagtijd is gemiddelde 42 dagen. Een volwassen, gezonde moer werpt gemiddeld elf tot dertien jongen per jaar in drie tot vier worpen. Er kunnen echter al 12 dagen na de vorige worp, alweer nieuwe hazen geboren worden. De jongen zijn nestvlieders en worden met geopende ogen en compleet behaard geboren en zijn direct in staat tot lopen. Hun geboorte gewicht is zo’n 90 tot 130 gram De jongen hebben de eerste weken een neutrale geur en dus geen wildgeur wat hun weer beschermd tegen bepaalde predatoren, die via de geur hun prooi opsporen. Zoogtijd zo’n drie weken, maar na twee weken nemen ze al vast voedsel tot zich.

Ze zijn dus zelfstandig na 3 tot 4 weken. Van deze jongen worden er ongeveer zes ouder dan één maand; gemiddeld blijven er drie in leven. In een ongunstige biotoop is het overlevingspercentage echter maximaal 15%. Relatief jonge en betrekkelijk oude moeren produceren kleinere worpen. De jonge moerhazen van welke in het vroege voorjaar geboren zijn, kunnen na zes maanden reeds jongen werpen, maar dit zijn uitzonderingen. De meeste jonge hazen die in januari en februari geboren worden overleven bijna niet. Onderzoek heeft uitgewezen dat de meeste hazen die in het najaar geschoten worden, zijn geboren in deze maanden.

Haas.grafiekOngeveer drie kwartier na zonsondergang begeven jonge hazen zich in de richting van de verzorgingsplaats. De moer arriveert ongeveer een kwartier later en begint met zogen. De dagelijkse zoogtijd is, in verband met gevaar voor predatie, erg kort; slechts enkele, hooguit acht minuten. Hazenmelk is zeer geconcentreerd. Zij bevat 11-24% vet en 11-20% eiwit. De verzorgingsperiode duurt ongeveer een maand; tijdens de eerste zeventien dagen hiervan is de moedermelk onmisbaar. Daarna gaan de jongen ook groenvoer opnemen. Tijdens het drinken gaan de jongen op hun rug liggen. De moer likt dan hun geslachtsstreek. Als gevolg hiervan krijgen de jongen, als hun maag vol raakt, waarschijnlijk drang tot urineren. De moer likt de urine op en zo voorkomt zij dat de verzorgingsplaats door roofdieren wordt gevonden. Jonge hazen die geboren worden waar veel zgn. ( vette kruiden) voorkomen groeien sneller en zijn vooral sterker in het overleven. Door langdurige braaklegging en op de juiste manier inzaaien van deze zgn. vette kruidachtigen weer een kans om te bloeien en zich te vermeerderen. Hierdoor krijgen de jonge hazen via de moedermelk zeer vetrijk voedsel en groeien nog sneller en zijn dus veel weerbaarder voor de zgn. predatiedruk van kraaien en vossen. Het vet inde hazenmelk dient als energiebron voor de warmtevoorziening bij koud weer en in de zomer als een soort vochtreserve. Daar bij de afbraak van een gram vet in het hazenlichaam ook 1,1 gram water ontstaat, hierdoor kunnen de jonge hazen ook goed in de zomer of in droge jaargetijden overleven.

HAAS.h4_smallSlijtage aan de kiezen maakt een grove schatting van de leeftijd van het haas mogelijk. Naar lichaamsgrootte onderscheidt men jonge hazen, kwart hazen, halve hazen, driekwart hazen of drielingen en volle bazen. Een vol haas weegt minstens 3 kilo. Dit gewicht heeft het in Nederland wanneer het tussen de vier en vijf maanden oud is. Het maximale lichaamsgewicht – soms tot zes kilo – wordt op een leeftijd van ongeveer acht maanden bereikt. Uiterlijk is er nauwelijks verschil tussen rammelaars en moeren. jonge hazen hebben een duidelijk voelbare “jeugdknobbel” aan de buitenzijde van de voorlopers, ongeveer een centimeter boven het polsgewricht. Deze knobbel wordt de verdikking van Stroh genoemd. Bij geschoten hazen kan men dit ook controleren door als men de oorlepels kan scheuren.

Ziekten en andere bedreigingen;

Ons zachte, vochtige Atlantische klimaat is gunstig voor de ontwikkeling van parasieten, zoals de coccidiose veroorzakende Eimeria-soorten. Leverbot, bepaalde lintwormen- ook het blaaswormstadium van de vossen-/hondenlintworm- en maagworm komen bij het haas voor. Besmetting met maagwormen hangt samen met de aanwezigheid van konijnen. Besmettelijke bacterie-/virusziekten waaraan hazen kunnen lijden zijn onder andere pseudo-tuberculose en European Brown Hare Syndrome (EBHS). Kepinolsap is het enigste wat goed helpt als hazen ziek zijn van coccidiose, alle andere medicijnen tasten hun voedselverteringsproces aan en daardoor kunnen ze juist sterven, dit medicijn kan men bij iedere apotheek krijgen. Hoe dient men dit nu toe in het veld zult u zich afvragen, nou dit is in het voorjaar en de winter wanneer deze ziekte het meest optreedt heel gemakkelijk als je in het bezit bent van suiker- of voederbieten. Deze snijdt u midden door en bestrijk dan de binnenzijde met kepinolsap en plak ze dan aan elkaar door het gebruik van satéstokjes en prik er in het midden een takje met wat bladeren op, zodat de bieten met de stokjes direct opvallen op de omgeploegde akkers en in de weilanden. De hazen zijn nieuwsgierige beesten en komen er dan ook op af.

Hazen houden niet van regen:

Langdurige, de pels doorwekende regenval, gepaard gaande met kou, is funest. Er sterven dan veel jonge dieren, maar ook oude hazen worden het slachtoffer.

haas natHazen blijken slecht tegen regen te kunnen, zo concluderen onderzoekers van de universiteiten van Groningen en Wageningen op basis van onderzoek op Schiermonnikoog. Temperatuur bleek minder van invloed te zijn dan vochtigheid.

Ecologen van de leerstoelgroep Resource Ecology (Wageningen Universiteit) en van Rijksuniversiteit Groningen hebben tussen 1995 en 2003 de hazen in het oostelijk deel van Schiermonnikoog geteld. Het aantal hazen in het zeshonderd hectare grote gebied varieerde tussen de 320 en 596. De sterke wisseling in aantallen wordt volgens de onderzoekers mede veroorzaakt door het weer. Vooral regenval heeft een negatieve invloed op de hazenstand. Dat geldt zowel voor een hoge gemiddelde regenval per jaar als ook voor korte periodes met heftige regenval. Ook het waterpeil is van invloed: overstromingen bij een waterpeil van twee meter NAP zorgen voor een lagere hazenpopulatie. De temperatuur had geen aantoonbaar effect op het aantal hazen op Schiermonnikoog. De resultaten van dit onderzoek zijn in het decembernummer van het wetenschappelijke tijdschrift Lutra gepubliceerd.

Intensieve landbewerking maakt ook veel slachtoffers, vooral onder de zich instinctief drukkende jongen. Jonge hazen worden ook veelvuldig gepredeerd door troepen kraaien.

Onkruidbestrijdingsmiddelen verarmen de vegetatie en dat betekent niet alleen minder dekking, maar ook minder voedsel-variatie voor het haas.

Op doorgaande land- en polderwegen worden (al dan niet opzettelijk) regelmatig hazen aangereden. Ook worden op vrij grote schaal hazen gestroopt, bij voorkeur met lange honden en lichtbak.

Ook de vossenstand die in Nederland explosief toeneemt nadat in 2002 de jacht verboden werd heeft nu heel veel invloed op akker-faunasoorten, de predatiedruk in combinatie met slechte voorjaren, de landbouwmethoden, mestinjectie, maaien wel 5 tot 6 keer per jaar en vooral in de akkergebieden in het donker maïs en bieten oogsten is funest voor de stand.

BIOTOOP- EN VELDVERZORGING

Hazen komen zowel voor in weidegebieden als akkerbouwgebieden. Eenzijdige monoculturen zijn daarbij het slechtste alternatief, zowel in de zomer als de winterperiode. Bij biotoopverbetering dient men te streven naar deze elementen: voedsel, dekking en rust.

Het aanleggen van kruidenrijke stroken kan zorgen voor meer diversiteit aan voedsel. Dit bevordert de weerstand van de hazen en maakt ze beter bestand tegen ziekten zoals pseudo-tuberculose waaraan veel hazen sterven, dit is gebleken uit recente onderzoeken van de DWHC (Dutch Health Wild center van Rijks Universiteit van Utrecht). Ze doen overigens ook dienst als dekking. Omdat hazen een voorkeur hebben voor jonge plantendelen en voor bloeiwijzen van akkerkruiden, moet worden voorkomen dat de ruigtestroken verhouten. Daarom is een tot twee keren per jaar maaien in gedeelten en evt. frezen zinvol. Dit kan het best gebeuren in de periodes wanneer de hazen geen jongen hebben. Is dat door omstandigheden niet mogelijk, dan is het gebruik van een wildredder een alternatief. Maai vanuit het midden zodat de dieren naar de zijkanten kunnen vluchten. zie hiervoor maaibeheer

Bij het ontbreken van ruigtestroken kan men in ieder geval proberen om de begroeiing in sloten te behouden. branden van sloten en slootkanten is in meerdere ten funest. Ten eerste ontbreekt lange tijd daar goede dekking. Ten tweede zorgt de as voor verrijk de bodem, waardoor ongewenste onkruiden allee harder gaan groeien.

Het haas heeft meestal zijn schuilgelegenheid in of nabij zijn voedselgebied. Zorg daarom voor hoekjes ruigten en lage dekking, en als het er in zit zelfs wildakkers en houtwallen. Vergrassing in deze houtwallen belangrijk. Het haas is overigens ook vaak te vinden op de open akker, waar hij alles kan zien en waar hij verschillende legers heeft.

Hoe meer rust in het veld, hoe beter het haas.

Wat kun je hier voor betekenen:

a. Voorkom dat struinende honden en katten in hun gang kunnen gaan.

b. Houd predatoren als kraaien en vossen kort.

c. Sluit ongebruikte zandpaden in overleg met de eigenaar af. Vaak voorkomt men hierdoor ook de stroperij en het illegaal storten van huisvuil.

Met name in de winterperiode is rust in het veld belangrijk. Door de beperkte vegetatie zijn zowel voedsel als dekking schaars en een haas dat op de lopers moet geeft verwaaiing af en wordt sneller opgemerkt door stropers en predatoren. Vluchten kost energie en gaat, bij onvol aanvulling, ten koste van de conditie. Het neerleggen snoeihout van fruitbomen biedt een zekere mate van, voedsel en beperkt enigszins de vraat aan deze bomen.

Jagen op de haas;

Haas-in-het-veld-op-schootsafstandin ons land zijn twee jachtmethoden drijfjacht. Bij de voor-de-voet-jacht loopt men met drie, hooguit vier geweren in een linie. Drijfjachten vergen een groter gezelschap: drijvers op linie, met hier en daar een geweer er tussen, en een stel geweren op strategische plaatsen aan het eind van de drift. Tussenvormen zijn ook mogelijk: ruim voor?de?voet?jagen, met een of enkele geweren “op kop” van de drift. Wie vaker in het veld wil zijn, kiest voor jagen-voor-de-voet, een ander organiseert een of hooguit enkele keren per jaar een drijfjacht. Belangrijk is dat men rustgebieden in het veld in acht neemt, waar men te allen tijde van afblijft. Overbejaging is uiteraard uit den boze.

Overleg met de buurjagers in de WBE over de data en wijze van bejagen. Vooral in gebieden met veel kleine velden is dit nuttig. Men kan afspraken maken over rustgebieden, “kantjes jagen”, gezamenlijk jagen, aanvang jacht en te schieten aantallen. In de praktijk blijkt dat een dergelijke vorm van overleg per saldo een betere hazenstand oplevert. Nog een advies: tel de hazen. Kies een vaste route door het veld en ga er regelmatig op uit om te tellen, vooral ’s ochtends vroeg en ’s avonds tegen het donker worden.

HAAS.h5_small

De aanvangsdatum is 15 oktober. De meeste jagers gaan pas later op hazenjacht. De weilanden zijn dan veevrij, en de gewassen zijn geoogst. De hazen kunnen dan nog één keer geteld worden. Uiteraard wilt u hazen sparen en voldoende overhouden voor de aanwas. Schiet niet meer dan 30% van de hazen die je hebt getelt. Je houdt dan 70% over. Van deze 70% sterft rond de 20% door diverse omstandigheden in de winterperiode. Met de 50%, die je dan overhoudt, gaat je weer het volgende jaar weer in.

Verzorging van het wild;

Laat het haas pekelen, d.w.z. druk voorzichtig de urine uit de blaas. Steek de achterlopers door en manoeuvreer “achterom” de ene loper in de ander, zodat het haas aan een stok gedragen kan worden of opgehangen aan een wildrek, of gebruik hiervoor een stukje draad of touw om de achterpoten bij elkaar te binden zodat ze gemakkelijker te dragen zijn door de drijvers of jagers. Strijk met de hand eventuele losse plukken haar van de vacht. Zo verzorgd, toont het geschoten haas het fraaist.

HET HONDENWERK

Apporteur:

Tijdens de hazenjacht wordt de hond alleen ingezet als apporteur, en niet als drijfhond. Hazen die vast liggen, geven vrijwel geen verwaaiing, zodat een drijfhond van weinig nut is. Een haas is zo zwaar dat alleen grote, sterke honden, zoals retrievers en de grotere continentale jachthonden, deze goed kunnen apporteren.

Op de hazenjacht moet de hond rustig op post zijn. Blaffende of gillende honden zorgen voor teveel verontrusting. Zet nooit een hond tijdens de drift in, ook niet op een haas dat achter de linie beschoten wordt, want het kan staande honden het over langere afstand kunnen dragen. Kleine honden, zoals spaniëls, zijn minder geschikt. Een Engelse Springer Spaniël kan goed een enkel haas apporteren, maar is niet geschikt om een hele jachtdag lang hazen over grotere afstanden binnen te brengen.

Op hazenjacht kan men niet zonder een betrouwbare apporteur

Door het slaan van haken weer terug gaan in de richting van de drift, waardoor de hond gevaar kan lopen. Kijk ieder haas na het schot voor langere tijd na. Na afloop van de drift kan men dan eventueel gaan nazoeken. Kan men vanwege de dekking het haas niet nakijken, dan laat men de hond de aanschotplaats controleren. Vaak liggen “gemiste” hazen op zo’n 10 – 20 meter dood in de dekking en pakt de hond het “zieke” hazenspoor op en komt terug met het aangeschoten of dode haas.

Picker-up:

Bauke_Apport_Haas_DSC6682_700x326Als picker-up kan men twee posities innemen op post bij de geweren of op ruime afstand achter de geweren. Tijdens de drift verlaat u de ingenomen positief Een picker-up, die op overzichtelijk terrein achter de drift staat, kan alle hazen die “doorkomen” goed observeren en zien of ze geraakt zijn. Een duidelijk aangeschoten kan men door de hond laten vangen. Vaak is dat niet nodig, want aangeschoten bazen vallen vaak zo’n meter achter de linie opeens dood neer. Soms ook een beschoten haas zich na enkele tientallen meters. Dergelijke hazen moeten altijd gecontroleerd worden kan het beste door het haas te benaderen met de hond aan de voet (na +/- een half uur) en de apporteur pas in te zetten als het haas op de lopers komt.

Priest: Een alternatief voor de bekende klap achter de oren met de gesterkte hand is de zogenaamde priest: een korte stok met kort uiteinde als extra gewicht of een end van een herteng

AANBEVOLEN WAPENS EN MUNITIE

Jachtgeweer1-1000x250Algemeen: Bij de flora? en Faunawet behoort jachtbesluit, dat enkele nieuwe bepalingen bevat ten zien van jachtwapens en munitie.

In lid 2 van artikel 12 staat dat een enkelloops hagelgeweer een magazijn heeft dat ten hoogste twee patronen bevatten. Deze bepaling heeft gevolgen voor automatische wapens en nu ook van zogeheten pump-guns, die oudsher met meer dan twee patronen geladen kan worden. Dit betekent dat het magazijn van deze wapen zo moet worden aangepast, dat het niet meer dan 2 patronen kan bevatten.

In lid 3 van hetzelfde artikel staat een gelijke bepaling, kogelgeweren. ook hiervan mag het magazijn niet meer dan twee patronen bevatten, tenzij het wapen is voorzien van een grendelinrichting waarmee het handmatig schot voor schot kan worden geladen (de grendelbuks). De maximale korrelgrootte van de hagel, waarmee haas: konijn, fazant. eend, duif en patrijs bejaagd mogen worden, wordt in de Flora- en Faunawet vastgesteld op 3,5 millimeter (Duitse hagel no. 3).

Jachtpatroon1Hagelpatronen die metallisch lood bevatten zijn en blijven verboden. Hagelpatronen van vandaag hebben als lading staal (ook wel ijzerhagel genoemd), tungsten, bismut, wolfraam, molybdeen, zink of tin.

Het is van evident belang dat de jager een geoefend schutter is. Regelmatig een bezoekje aan de schietbaan houdt de vaardigheid op peil. Een rondje kleiduiven en een paar schoten met de buks op de schijf zorgen ervoor dat u als jager vertrouwd blijft met uw wapens. Schieten is een vaardigheid die je, als je hem eenmaal hebt aangeleerd, moet onderhouden.

Voor de hazenjacht:

drukkende-haas_smallVoor de hazenjacht gebruikt u een hagelgeweer van kaliber 12 of 16/20. De hageldoorsnee is 3 of 3,25 mm (Duitse 5 en 4). Staal en tungsten zijn uitstekend te gebruiken bij de jacht op het vlak. Deze soorten hebben door hun relatief harde en onvervormbare hagelkorrels en hun hoge aanvangssnelheid een nauw schotbeeld. Het is dan ook aan te bevelen bij deze soorten geen nauwere boring dan Half choke” te gebruiken. De maximale schootsafstand voor een kaliber 12 geweer en een nuttige hagellading van 36 gram is ongeveer 35 meter op een dwarsend haas, maar je dient veel meer afstand “voor te houden” als je schiet met staal of een andere soort metaal.

Bij de jacht op het “boshaas” is een zachtere hagelsoort aan te raden, zoals bismut, molybdeen of zink. Daarbij kan een boring kwart/driekwart het karwei prima aan. De maximum afstand is geringer dan bij de polderjacht, hooguit 25 meter. Hagel met een doorsnee van 2,75 mm (Duitse 6) voldoet. jaagt u toch in bos of boomgaard met staalhagel, bedenk dan dat fruittelers en boshouwers liever geen staal in het hout tegenkomen. Houd ook rekening met het ricochetgevaar van staalhagel; op boomtakken, paaltjes, metaaldraad of bevroren grond.

AANBEVOLEN KLEDING

Moderne jachtkleding:

Wie in Nederland jaagt, wil zich in de eerste plaats wapenen tegen regen en wind. Voor veel jagers is dat een jas van gewaxte Egyptisch katoen over de trui, een regenbroek over de – waarschijnlijk corduroy-jachtbroek en rubberlaarzen. De waxjas is nog steeds in zwang, maar maakt langzaam maar zeker plaats voor jassen die onderdeel zijn van een modern kledingssysteem voor de buitenman.

De verkoper van Jachtkleding heeft het in dit geval over het meerlagen-systeem. Dat begint met het ondergoed. Voor de moderne jagers is dat thermo?ondergoed dat in diverse kwaliteiten verkrijgbaar is. Het is gemaakt van polipropyleen of dacron met katoen en heeft als belangrijkste eigenschap dat het de lichaamswarmte vasthoudt, maar transpiratievocht opneemt zodat de “blote bast” droog blijft. Daar overheen komt een overhemd, uiteraard met handige borstzakken voor de papieren, en daar weer overheen een dunne trui (herfst) of dikke trui (winter). Bij voorkeur is dit een trui van het inmiddels wijd en zijd ingeburgerde fleece?materiaal. Een fleece trui is dunner dan een wollen trui, maar minstens zo warm, maar koelt wel sneller af en je zweet er gemakkelijker in. En nu we toch bezig zijn: kies dan een fleece vest in plaats van een trui. Een vest kun je gemakkelijk even openritsen als het warmer wordt.

moderne jachtkleding

De jas en broek zijn tegenwoordig gevoerd met het snel populair wordende Goretex of Deertex materiaal, een vliesdun membraan dat kleding wind- en waterdicht maakt, maar transpiratievocht uitademt. Het zit tussen de buitenkant en de voering. Deze kunnen van verschillende materialen zijn; de buitenkant van microfiber, katoen en nylon, maar ook loden en tweed; de voering ook van diverse soorten stof.

Dit soort jassen en broeken zijn er inmiddels in vele variëteiten: voor milde weersomstandigheden tot en met regelrecht hondenweer. Jachtbroeken zijn tegenwoordig vrijwel altijd voorzien van een paar handige extra beenzakken.

Waxkleding is ook nog volop in de handel. Een nadeel van waxkleding is dat deze geen vocht uitademt, zodat je na een ploeterpartij door de blubber met een natte rug kan komen te staan. Voordeel: wax is zeer gemakkelijk te reinigen, van modder, zweet of anderszins; met een natte doek is het karweitje zo gepiept. Met de meeste Tex-jassen niet zo eenvoudig.

Laarzen:

Laarzen vormen het belangrijkste schoeisel de Nederlandse jager, met name laarzen van 100% rubber. Deze zijn geheel waterdicht, dragen het pret zijn gemakkelijk met de tuinslang even schoon te s Er komen steeds meer laarzen op de markt met het zogenaamde “schoengevoel”, d.w.z. verbeterd loopcomfort.

Laarzen met een stevige Vibram-zool lopen het best ook over dikke kluiten. Het is overigens aan te bevelen rubberlaarzen te behandelen met siliconenspray alvorens op jacht te gaan. Dit voorkomt dat er teveel klei er aan gaat kleven. Er is keuze uit veel soorten voering nylon voor de warmere maanden en neopreen (duikpakken materiaal) voor de echte winter. Sokken in deze zen; dat zijn vaak ondergeschoven kindjes. Toch zijn sokken zeer belangrijk voor het loopcomfort. Katoenen sokken bieden geen soelaas: wrijving plus katoen leveren blaren op.

De beste sokken bestaan uit een mengsel van” wol met kunststof”, zoals polyester. Er zijn tegenwoordig zelfs linker- en rechtersokken met aangepaste pasvorm, verkrijgen. Het lijkt overdreven, maar ze dragen ze aan het loopcomfort.

Handschoenen zijn van fleece of neopreen, met uitsparingvoorziening voor de schietvinger. Wol is achterhaald als materiaal voor handschoenen ( Bij de hoofdbedekking zien we steeds meer petten die afgeleid zijn van de Amerikaanse baseball-cap, al dan niet voorzien van oorflappen tegen de kou. De lange klep beschermt beter tegen zon en regen; vooral de brildrager heeft er veel aan. Ook ziet men in de jacht steeds meer “andere` modellen: hoeden van Amerikaans model, met een brede die onder meer voorkomt dat regenwater in de nek druppelt.

Dat is niet zelden wat betreft, omstandigheden een guur en koud gebeuren, dus het meerlagensysteem zoals hierboven omschreven komt in aanmerking. Completeer de uitrusting eventueel met een paar lieslaarzen waarmee u – verdekt opgesteld – al in de sloot kunt staan.

Culinair:

De Haas is een heerlijk stuk wild, zie het hiervoor het recept dat nog van mijn grootmoeder komt begin 20e eeuw en altijd in onze familie wordt gebruikt.

recept-haaszie voor informatie: Recept-Haas-grootmoeders-wijze