Physical Address
304 North Cardinal St.
Dorchester Center, MA 02124
De faunabeheerder gemeente Echt-Susteren en Sittard-Geleen
De roek behoort tot de familie van de kraaiachtigen, net als de raaf, zwarte kraai, bonte kraai, kauw, ekster en Vlaamse gaai. Zijn wetenschappelijke naam is Corvus frugilegu. Hij heeft een glimmend zwart verenkleed met een enigszins blauwe glans. Het belangrijkste onderscheid met de zwarte kraai is dat de snavelbasis en het voorste deel van de kop wit zijn. Jonge roeken hebben dit nog niet, en kunnen daardoor in het veld gemakkelijk verward worden met de zwarte kraai. De roek is ongeveer 46 cm lang,
Broedt in open gecultiveerde landschappen of graslanden met groepen bomen of open bosgebieden en parklandschappen. Nestelt vaak in dichte kolonies hoog in dicht bij elkaar staande hoge bomen. Ook samen met andere kolonievogels. Broedt soms op gebouwen. Zelden solitair broedend. Niet vaak dicht bij of op de grond.
In Nederland en België. Talrijke broedvogel. Aantallen nemen fors toe.
De Roek is beschermd in het kader van de Flora- en Faunawet. De wet stelt de bescherming voorop en ingrijpen door de mens is een uitzondering. Bepaalde handelingen mogen alleen onder strikte voorwaarden worden uitgevoerd. Afwijken van de bescherming van dieren is volgens de wet van toepassing bij jacht, bij beheer van populaties en bij het voorkómen en beperken van schade aan erkende belangen. Limburg is opgedeeld in drie regio’s (Noord, Midden en Zuid) hiervoor zijn maxima bepaald voor het aantal dieren dat gedood mag worden op basis van de ontheffing. Door middel van een verplichte maandelijkse rapportage kan gemonitord worden of dit maximum bereikt wordt. Als dat zo is, wordt de ontheffing opgeschort. Ook is het in de broedtijd niet toegestaan om in de buurt van kolonies de ontheffing in te zetten, dit totdat de jongen het nest verlaten hebben.
Doel beheer: Beperken van belangrijke schade veroorzaakt door Roeken aan landbouwgewassen middels een beperkte ontheffing tot aan verjaging ondersteunend afschot met quota voor de diverse regio’s.
Verloop | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 |
Voorjaarstelling | 8.305 | 5986 | 5046 | 7.063 | 4.250 |
Aantal WBE’s doorgeschreven | 21 | 10 | 9 | 8 | 6 |
Aantal Kolonies (SOVON) | – | – | 107 | 107 | 112 |
Antal Broedparen/ Nesten (SOVON) | 3300 | 3150 | 3600 | 3600 | 3350 |
Aantal gebruikte machtigingen | 3 | 6 | 12 | 8 | 13 |
Behaald afschot | 66 | 107 | 172 | 123 | 173 |
Getaxeerde schade(€) | 6.271 | 9.726 | 30.088 | 10.116 | 13.755* |
*: t/m 14 oktober 2014
Komende van een populatieniveau van 2800 broedparen in 2008-2009 is de broedpopulatie in Limburg eerst gestegen van 2010 tot 2013, maar is afgelopen jaar weer iets gedaald (5%). Incidenteel veroorzaken Roeken grote schade aan landbouwgewassen. Aan verjaging ondersteunend afschot op basis van de beperkte ontheffing met quota voor de diverse regio’s in Limburg is een belangrijk middel om de Roeken te weren van de schadelocaties: uit onderzoek is gebleken dat zij snel leren en vertrekken bij de eerste aanblik van de jager (Rapport Kraaiachtigen / Arvalis).
Nest.
Een omvangrijk komvormig bouwsel van takken vermengd met aarde; bekleed met gras, wortels, bladeren, mos, planten, wol en haar. Nesten van voorgaande jaren kunnen opnieuw gebruikt worden. Beide geslachten bouwen, het mannetje brengt het materiaal dat door het vrouwtje ingebouwd wordt.
Vanaf begin tot aan het eind maart en vroeg in april in het zuiden, tot mei in het noorden. Eén legsel.
Eieren: meestal 3-5, soms 6 9. Buikig, glad en glanzend.
Verschillende tinten van lichtblauw, blauwachtig-groen of dof groen; bezet met groenachtig-geelbruine, olijfkleurige, olijfbruine of zwartachtig-olijfkleurige tekens. De tekens variëren van grote vlekken en spikkels tot talrijke fijne spikkeltjes, fijne streepjes of krabbels, en een onopvallende olijfgroene vlekking. Belangrijke verschillen, vaak tussen de eieren in één legsel, van schaars getekend lichtblauw tot zwaar verduisterend bruinachtiggroen.
Bij grote uitzondering lichtroze met roodbruine en purperen tekens. 40 x 28,3 mm.
Het vrouwtje legt één ei per dag. Alleen het vrouwtje broedt, gevoerd door het mannetje. 16-20 dagen.
Zijn donzige nestblijvers. Dons, op rug en dijen, kort en schaars. Donker roetgrijs. Binnenzijde Roek kuiken in het begin oranje, later roze-achtig-rood. Snavelranden vleeskleurig met een gele tint.
Jongen worden in het begin door het vrouwtje gekoesterd, door het mannetje wordt het voedsel gebracht; later brengen beide vogels voedsel. De jongen verlaten het nest na 29 – 30 dagen. Zij blijven nog enige dagen in de bomen van de kolonie.
Roeken foerageren voornamelijk in open landschap, vooral op grasland. Een groot deel van het voedsel bestaat uit dieren die in, op of boven de grond leven, zoals regenwormen, emelten en verschillende insecten. De waarde van de roek als bestrijder van insectenplagen wordt vaak aangehaald. Naast grasland heeft de roek ook akkerland als foerageergebied waar vooral ingezaaide granen, maïs en morsgranen worden gegeten, soms ook aardappelen en erwten.
In het voorjaar treedt schade op door het oppikken van zaaizaad en het uittrekken van kiemplanten van granen. Daarbij lopen de roeken de rijtjes af, zodat er bepaalde delen van de akker uitgedund worden. Vaak blijkt later in het jaar dat de schade meevalt, omdat het overgebleven gewas meer uitgestoeld is. Ook blijkt dat boeren vaak dichter zaaien dan nodig is, d.w.z. meer zaaigoed gebruiken dan nodig is voor een optimale opbrengst. In zo’n geval valt de uiteindelijke schade vaak erg mee.
Als het graan gelegerd is, kunnen ook eenden en duiven ervan profiteren. Dan is het wel erg moeilijk om het aandeel van de roeken in de schade te beoordelen. Legeren kan, behalve door sterke wind en onweer, bevorderd worden door overbemesting, of door te dicht zaaien. Zij veroorzaken vooral schade aan maïssilo’s, appels-, peren- en kersenboomgaarden, pas ingezaaide zaaigoed (granen, maïs en erwten).
Gewas | Soort schade | Schade periode | Preventie methode | Opmerkingen |
Granen | vraatschade | zaaiperiode zomer | Zaaizaadbehandeling Percelen gelijktijdig inzaaien Vlaggen Knalapparaten Nabootsing roofvogel, ballonnen Fladderprojectiel Dieper zaaien Afschot/verjaging Afschot/verjaging |
Zomers vooral in gelegerd graan. |
Maïs | vraatschade | zaaiperiode | Zaaizaadbehandeling Vlaggen Nabootsing roofvogel, ballonnen Knalapparaten Fladderprojectiel Dieper zaaien Percelen gelijktijdig inzaaien Afschot/regulering stand Kastval/vangkooi |
Schade in zaaiperiode en in afrijpend gewas. Ook schade aan ingekuilde snijmaïs (gehele jaar). Het gelijktijdig inzaaien van meerdere percelen in de omgeving geeft risicospreiding. Daarnaast ook andere preventieve maatregelen treffen |
Appels, peren en kersen | pikschade | zomer en herfst | Vogelverschrikkers Vlaggen Nabootsing roofvogel Knalapparaten Vogelafweerpistool Fladderprojectiel Ratels, kleppermolentjes, rammelblikjes, angstkreten, elektronische geluidsgolven Afdeknetten Aantrekken natuurlijke vijanden Afschot/regulering stand |
Soms schade in de omgeving van roekenkolonies |
|
Gewenste maatregelen
Een ontheffing op voorhand voor verjaging met ondersteunend afschot wordt aangevraagd. Om in te kunnen springen op een mogelijke toename van de schade door Roeken wordt voor de komende faunabeheerplanperiode een ontheffing in twee gedeeltes aangevraagd. De basisontheffing is qua gebruik en uitvoering min of meer gelijk aan de ontheffing welke de afgelopen faunabeheerplanperiode is gebruikt, met een maximaal afschot per regio van respectievelijk voor Noord-, Midden- en Zuid-Limburg van 25, 50 en 150 dieren. Deze ontheffing kan ook ingezet worden om dreigende schade te voorkómen. Uit de evaluatie bleek ook dat de afgelopen faunabeheerplanperiode in enkele regio’s de limiet wél enkele keren gehaald werd. Daarom zal ook een uitbreidingsontheffing aangevraagd worden voor aanvullend afschot van maximaal 75 dieren voor geheel Limburg. Deze ontheffing zal echter pas worden ingezet als vastgesteld wordt (door taxatie van het Faunafonds en/of inspectie door medewerkers van de provincie) dat er ondanks andere in te zetten preventieve middelen nog steeds belangrijke schade optreedt.
Plaats van afschot
Op of binnen 100 meter van de percelen waar belangrijke schade is of dreigt aan erkende belangen. In het broedseizoen niet binnen 500 meter van een kolonie.
Afschotperiodes
Jaarrond. In het broedseizoen niet binnen 500 meter van een kolonie. (einde broedseizoen wordt door de provincie bekend gesteld aan de Fbe en Wbe’s)