Physical Address
304 North Cardinal St.
Dorchester Center, MA 02124
De faunabeheerder gemeente Echt-Susteren en Sittard-Geleen
Eksters zijn intelligente vogels met een fascinerende leefwijze, die hen helaas niet erg populair heeft gemaakt. Als echte opportunisten gaan ze te werk. Tot hun derde levensjaar leven eksters in ‘jeugdbendes’, een harde leerschool om de noodzakelijke ervaring op te doen die een ekster nodig heeft om jongen groot te kunnen brengen.
Het opvallende bonte verenkleed en de lange staart, samen met de luide karakteristieke roep, maken de soort onmiskenbaar. In open landschap trekt de vogel de aandacht door in groepjes van twee of drie met snel bewegende vleugels een voor een langs te vliegen, onderwijl krassend.
Als de vogel neerstrijkt wordt de lange staart meteen omhoog getild, en zorgvuldig van de grond gehouden. Kop, nek en borst zijn glanzend zwart met vaak een metaalgroene of -blauwe glans; de buik en schouders zijn zuiver wit; de vleugels hebben een groene weerschijn. De slagpennen hebben witte binnenvlaggen, wat van onderaf zichtbaar is. Poten en snavel zijn zwart.
De jongen lijken op de ouders, maar hebben aanvankelijk niet dezelfde weerschijn op de roetzwarte delen van hun verenkleed. Het mannetje is iets groter dan het vrouwtje.
Dominante dieren hebben tevens een langere staart dan de niet-dominanten.
Net als bij andere kraaiachtigen (Corvidae) wandelen ze over de grond, maar als ze worden aangetrokken door voedsel of door een bijzonder voorwerp verplaatsen ze zich met kleine sprongetjes zijwaarts, met de vleugels iets opengespreid.
Met zijn opvallende zwart-witte verenkleed is de ekster een van de gemakkelijkst te herkennen vogels. De vogel is meestal in bomen te vinden, waar hij ook zijn grote nest in bouwt van takken. Zoals alle kraaiachtigen is de ekster een omnivoor die vooral in het voorjaar nesten van andere vogels leegrooft; de aanwezigheid van eksters gaat dan ook meestal met veel alarm van andere vogels gepaard.
De ekster is niet bang om zich in de buurt van mensen te laten zien of zich te vestigen, bijvoorbeeld in tuinen; in landelijke gebieden zijn ze schuwer omdat ze een gemakkelijk doelwit vormen voor de jacht. De ekster mag nu door de invoering van de Flora- en faunawet niet meer bejaagd worden en dus een beschermde vogel geworden, dit is echter van provincie tot provincie anders.
Eksters vormen levenslange broedparen, net als de Kauw, en ze vormen met de uitgevlogen jongen nog een tijd een gezin, maar ze leven ’s zomers niet in groepen zoals de kauw vaak doet. Wel kunnen de juveniele eksters in groepen voorkomen.
Eksters eten wat ze maar kunnen vinden: het grootste deel van hun menu bestaat uit emelten, torretjes en kevers, regenwormen en menselijk afval als patat en brood. Vooral in het broedseizoen, wanneer de eksters zelf jongen hebben, vullen ze dit menu aan met eitjes en soms jonge vogels. Het brood- en patatmenu levert onvoldoende eiwitten om jongen gezond groot te kunnen doen worden. De ogenschijnlijk slechts zwart-wit gekleurde vogel komt bij nadere bestudering helemaal tot leven en blijkt een bont palet aan metallic-kleuren te vertonen.
Eksters staan er in de volksmond om bekend glimmende voorwerpen als sierraden en zilveren theelepeltjes te ‘stelen’ en naar het nest te brengen. Dit gedrag komt voort uit de onverzadigbare nieuwsgierigheid van eksters; alles dat er ‘anders’ uitziet, wordt onderzocht en eventueel begraven onder enkele bladeren voor later gebruik.
Ieder voorjaar wordt er in geheel Limburg vlakdekkend geïnventariseerd op het vóórkomen van deze diersoort. In Tabel worden de telresultaten per regio weergegeven.
Regio | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 |
Noord | 3117 | 3446 | 2032 | 2220 | 2549 | 1889 |
Midden | 1939 | 1916 | 1980 | 2222 | 1773 | 1910 |
Zuid | 1096 | 1488 | 1371 | 1270 | 1261 | 1069 |
Totaal | 6152 | 6850 | 5383 | 5712 | 5583 | 4868 |
Tabel : Gegevens Voorjaarstelling (FBE Limburg)
De Noord-Westelijk Afrikaanse Ekster, Pica pica mauritanica, wordt als een ondersoort gezien. Deze verschilt voornamelijk door een naakt blauw gebied achter het oog. Dit wordt soms ook waargenomen in de Zuid-Spaanse P.p. melanotos. Ook de Zuid-West Arabische P. p. asirensis vertoont opmerkelijke verschillen met de (Europese) Ekster.
De Koreaanse ekster, Pica (pica) sericea, en Noord-Amerikaanse zwartsnavelekster, Pica (pica) hudsonea, lijken uiterlijk erg veel op de Europese ekster, maar worden door sommigen als aparte soorten beschouwd. Uit mitochondriaal DNA-analyse blijkt de Koreaanse ekster genetisch erg te verschillen van zowel de Europese Ekster als de Noord-Amerikaanse verwant. Gebleken is ook dat de Noord-Amerikaanse variant genetisch nauwer verwant is aan de Californische geelsnavelekster, die wel als aparte soort wordt gezien, dan aan de Europese ekster.
Er is echter nog maar weinig onderzoek gedaan naar de verwantschap tussen deze (onder)soorten.
Akkers, bos, stedelijk gebied, weiden (kleinschalig), weilanden (uitgestrekt)
Er zijn maar weinig plaatsen waar géén eksters voorkomen; alleen enkele uitgestrekte heidegebieden en dichte bossen moeten het zonder eksters stellen. Een ekster is prima in staat om zich overal te handhaven. Eksters weten hun voedsel dan ook overal vandaan te halen. Die zijn te vinden in wegbermen, in tuinen, in (stads)parken en natuurlijk in het agrarisch gebied.
De voorkeur van de hele familie voor blinkende objecten is bekend. De ekster eet vrijwel alles van dierlijke oorsprong; jonge vogels en eieren, kleine zoogdieren en insecten, maar ook eikels, graan en andere plantaardige voedselbronnen worden niet versmaad. In aantallen prooien maken op de grond gevangen insecten ca 70-90% van het dieet uit. Uit onderzoek is tot nu toe niet gebleken dat een gezonde eksterstand ten koste gaat van die van andere kleine zangvogels die op het menu van de ekster staan. De omnivore aard van de ekster heeft er toe geleid dat de naam pica een aanduiding in de geneeskunde is geworden voor het eten van oneetbare dingen.
Alleseter, van insectenlarven, zaden, bessen, knoppen, tot kadavers, jonge vogels, maar ook afvalresten.
Broedperiode – Maart – mei
Koloniebroeder – Nee
Aantal legsels – 1 legsel
Aantal eieren – 5 – 8 eieren
Tijdens de balts lichten de mannetjes herhaaldelijk snel de kopveren op, tillen hun staart op en openen en sluiten deze snel als een waaier, en roepen met zachte tonen die duidelijk anders zijn dan hun gebruikelijke geluiden. Korte glijvluchten en achtervolgingen horen bij het baltsritueel.
Het nest wordt in de vork van een tak van een hoge boom gebouwd, is groot en is van boven overdekt als bescherming tegen predatoren van de opvallend gekleurde kuikens; het heeft tevens een verborgen ingang. Het is versterkt met aarde en klei en gevoerd met dunne wortels.
Als de bladeren vallen worden de grote nesten goed zichtbaar. Als geschikte bomen schaars zijn wordt het nest soms in bosjes of heggen gebouwd.
De (5 á 8, maximaal 10) eieren zijn voor de maat van de vogel aan de kleine kant; ze wisselen wel van kleur maar zijn meestal blauwgroen met een dichte bruine en grijze vlekjestekening. Ze worden in april gelegd, en er wordt per jaar maar 1 nest jongen grootgebracht tenzij een nest vroeg te gronde gaat.
Soms vormen twee of drie eksters een groepje dat b.v. katten pest, dwz schijnaanvallen uitvoert op deze dieren, misschien een reactie op de kat als concurrent.
In de winter is de ekster meer in groepen te vinden bij het verplaatsen en foerageren, en vaak gezamenlijk overnachtend. In het voorjaar vormen zich grotere groepen voor de paarselectie. Charles Darwin noemde deze groepen ‘huwelijksbijeenkomsten’ (marriage meetings).
De zwarte kraai is de grootste bedreiging voor eksters tijdens het broedseizoen en als de jonge uitvliegen dan worden deze ook geslagen door de havik. Vandaar dat de eksters vooral rond de bebouwing van de steden en dorpen broedt, waar de kraai niet zoveel voorkomt.