Physical Address
304 North Cardinal St.
Dorchester Center, MA 02124
Physical Address
304 North Cardinal St.
Dorchester Center, MA 02124
De faunabeheerder gemeente Echt-Susteren en Sittard-Geleen
De wasbeerhond Nyctereutes procyonoides heeft zijn natuurlijke verspreidingsgebied in het verre oosten van Azië. De wasbeerhond is familie van honden en is een alleseter komt oorspronkelijk uit de Oost-Aziatische regio.
Tussen 1928 en 1957 werden duizenden wasbeerhonden uitgezet in de voormalige Sovjet Unie voornamelijk ten westen van de Oeral. Van daaruit heeft de soort zich over Europa verspreid.
De soort wordt beschouwd als een invasieve exoot, omdat hij door mensen is geïntroduceerd, zich succesvol voortplant en zich verder verspreid.
Het beleid in Nederland met betrekking tot invasieve exoten is, om de risico’s in te schatten voor de biodiversiteit met aandacht voor de impact op dier- en volksgezondheid en economie.
De wasbeerhond (die door jagers ook wel marterhond genoemd wordt, naar het Duits) is ongeveer zo groot als een vos, maar heeft kortere poten en een kortere staart.
Wasbeerhonden zijn monogaam en een paartje trekt gewoonlijk gezamenlijk op. Elk paar leeft in een vast activiteitsgebied, waarvan het centrum door de buren wordt gerespecteerd, maar waarvan de randen overlappen met die van de buren. In gemengde biotopen ligt de voorjaarsdichtheid gewoonlijk tussen de 0.5 en 1.0 individu/km2 .
Wasbeerhonden hebben een voorkeur voor oevers, vochtige gebieden en loofbos, en mijden liever naaldbossen en open agrarisch gebied. Ze gebruiken echter wel degelijk alle biotopen in hun activiteitsgebied in zekere mate.
Veel mensen hebben nog nooit een wasbeerhond gezien. Dat komt omdat de dieren nogal nachtdier is. Je moet ze kennen om ze goed te kunnen herkennen
Bij het foerageren loopt hij langzaam en blijft hij meestal in dekking van vegetatie. Hij graaft en klimt nauwelijks. De wasbeerhond is een alleseter en meer een ‘verzamelaar’ dan een ‘jager’. In het brede voedselspectrum zijn vooral amfibieën, kleine zoogdieren, dode dieren, vruchten en maïs belangrijk. Hoewel hij ook eieren van grondbroeders kan eten, worden ze bij voedselstudies erg weinig aangetroffen. Tot nu toe is er geen goed opgezet onderzoek verricht naar de invloed van de wasbeerhond op de populaties van grondbroeders. Er zijn vooralsnog geen aanwijzingen dat soorten zijn achteruitgegaan in gebieden waar de wasbeerhond zich heeft gevestigd. Alleen op eilanden heeft de komst van de wasbeerhond geleid tot het lokaal uitsterven van amfibie-populaties, en tot predatie in broedvogelkolonies. In de herfst vet hij sterk op, en in koude winters gaat hij in winterrust.
Voor de voortplanting gebruikt hij bij voorkeur de holen van das en vos, buiten die tijd slaapt hij bovengronds. Rond eind april vindt de geboorte plaats van relatief grote worpen, meestal bestaande uit 6 tot 9 jongen. De jongen worden vrijwel voortdurend bewaakt door tenminste één van de ouders. Al zes weken na de geboorte verlaat de hele familie het hol en gaat in het activiteitsgebied rondtrekken. Vanaf juli gaan de eerste jongen, nog slechts halfwas, op zoek naar een eigen leefgebied, waarbij 46 ze meer dan 100 km kunnen overbruggen. De meeste blijven echter binnen 30 km van hun geboorteplek.
De wasbeerhond heeft geen nieuwe ziektes meegebracht naar Europa, maar zou wel het voorkomen van reeds aanwezige ziektes en parasieten kunnen bevorderen: hondsdolheid, hondenziekte, Trichinella, schurft en de vossenlintworm Echinococcus multilocularis. Hondsdolheid is echter uit west Europa verdwenen door orale immunisatie-campagnes.
De belangrijkste problemen voor de volksgezondheid worden waarschijnlijk gevormd door Trichinella en de vossenlintworm. Ongeveer tien jaar geleden werden in Nederland de eerste wasbeerhonden waargenomen die zich vanuit Duitsland verspreid hebben. Het patroon van die kolonisatie wordt echter verstoord door het regelmatig voorkomen van uit gevangenschap ontsnapte dieren.
Marter-honden beheersen de doodliggen-reflex
Als wasbeerhonden tegenover een roofdier staan, ontsnappen ze meestal. Daarna gaat het af in de constructie.
Als de dieren geen geschikte schuilplaats vinden, hebben ze nog steeds een laatste remedie in hun achterhand: het zgn doodliggen-reflex. Hiervoor blijven ze stijf liggen met geopende ogen. De reden hiervoor zou zijn: ‘Dit gedrag zou een beschermend effect kunnen hebben als primaire reactie op de beweging van grote katten in hun oorspronkelijke leefgebied.’
Wasbeerhonden worden over het algemeen beschouwd als ’schuw levende vooral nachtdieren’, die je niet vaak kunt waarnemen.
Tien jaar geleden was het nog bijzonder om een melding te krijgen van een wasbeerhond in Nederland – er kwamen er toen gemiddeld zo’n tien per jaar binnen. Maar sinds 2019 is dat flink veranderd. Steeds vaker worden deze schuwe nachtdieren vastgelegd op wildcamera’s, als verkeersslachtoffers gemeld of gewoon gezien door oplettende natuurliefhebbers. In 2022 was er een opvallende dip in het aantal meldingen, waarschijnlijk door de coronamaatregelen: minder verkeer én minder geplaatste wildcamera’s. Na die tijdelijke daling is de stijgende lijn weer doorgezet. Voor 2025 ligt het aantal meldingen nu nog laag, maar de zomermaanden – dé tijd om wasbeerhonden te spotten – moeten nog komen.
Wie de verspreidingskaart erbij pakt, ziet het meteen: de wasbeerhond heeft vooral in het noorden van het land vaste voet aan de grond gekregen. Friesland, Groningen, Drenthe en delen van Overijssel zijn inmiddels vaste woonplaatsen voor deze exoot. Ze voelen zich vooral thuis in gebieden met veel water en natuur, zoals het Friese merengebied, De Onlanden, het Zuidlaardermeergebied en de Kop van Overijssel. Ook in Flevoland, met name in het Horsterwold, zit inmiddels een populatie. Verder duiken ze op langs de IJssel, in de Gelderse Poort, en zelfs in het westen en zuiden van het land zijn er waarnemingen gedaan. Zelfs op Vlieland en Ameland zijn (aangespoelde) dieren gevonden – avonturiers die het misschien zwemmend probeerden.
Het is duidelijk: de wasbeerhond is niet langer een zeldzame verschijning, maar maakt serieus deel uit van de Nederlandse fauna. En dat vraagt om actie, want de soort staat op de Europese Unielijst van invasieve exoten. Dat betekent dat Nederland verplicht is om iets te doen. In het geval van de wasbeerhond – een zogeheten artikel-19-soort – moeten er beheersmaatregelen komen. Uitroeien is in de praktijk haast onmogelijk, want ze zijn schuw, ’s nachts actief en planten zich snel voort. Maar lokaal ingrijpen in kwetsbare gebieden waar overlast dreigt, is wél haalbaar en belangrijk.
Het lijkt onvermijdelijk dat de wasbeerhond in geheel Nederland gaat koloniseren, met uitzondering van de Waddeneilanden. Zijn invloed op de biodiversiteit wordt in het algemeen ingeschat als beperkt. Alleen kleine geïsoleerde populaties van amfibieën en grondbroedende vogels in moerasgebieden kunnen gevoelig zijn voor predatie.
Sommige ziekten en parasieten zouden vaker of intensiever kunnen gaan voorkomen, zoals Trichinella en de vossenlintworm. Er zijn nauwelijks mogelijkheden om die laatste in het veld te bestrijden.
Invasieve exoot
De mogelijkheden om wasbeerhonden effectief te bestrijden zijn beperkt door zijn leefwijze. De bestrijding die vanaf het begin van de kolonisatie in Duitsland is toegepast, heeft de verdere verspreiding van de wasbeerhond niet merkbaar verminderd en heeft geen invloed op de voorjaarsstand.
Er zijn twee beheeropties voor het tegengaan van mogelijke problemen: