Ook dieren kunnen infectieziekten op elkaar overbrengen.
Een klein deel van de infectieziekten van dieren is ook besmettelijk voor de mens. Dat zijn de zoönosen.
Hoe komt de ziekte van het dier bij de mens terecht?
Direct via contact van de mens met het dier of door het eten van een besmet dierlijk product (zoals melk, vlees en eieren). Vooral op jacht kom je vaak in aanraking met geschoten wild en ook erna bij het slachten van wild, kom je vaak in aanraking met de ingewanden en de huid van het geschoten dier. Dus als jager dien je vooral voorzichtig te zijn en voldoende preventieve maatregelen nemen om evt. besmetting te voorkomen.
Voorbeelden van momenten dat een zoönose op de mens wordt overgedragen zijn:
- Als een hond met rabiës een mens bijt of likt.
- Wanneer u een kalf aait dat drager is van E.coli O 157, die in de mest van het dier zit. Op de vacht van het dier zit vaak wel een beetje mest.
- Als u assisteert bij het geboren worden van een lammetje, terwijl het moederschaap met Listeria besmet is. Er zitten dan heel veel bacteriën in het vruchtwater.
- Wanneer u een paard met ‘ringworm’ aait.
- Wanneer u een broodje filet américain eet. Rauw vlees is een mogelijke bron van besmetting met Toxoplasma.
- Wanneer u een met vossenlintworm laat apporteren door uw hond en vervolgens uw hond aait.
- Wanneer u zelf een met vossenlintworm besmette vos zonder handschoenen vastpakt.
- Bij het slachten van een ree, wild zwijn u een teek op uw huid krijgt, die besmet is met de ziekte van Lym
Indirect, doordat de ziektekiemen die het dier uitscheidt (vaak in de ontlasting), een tijdje overleven in de omgeving, waarna ze bij de mens terecht komen.
- Bijvoorbeeld de hondenspoelworm Toxocara canis, die in de darmen van een hond leeft. De worm legt eitjes die met de hondenpoep bijvoorbeeld in de zandbak terecht komen. De poep is al weg, de eitjes zitten nog wel in het zand, kinderen steken hun vieze zandhanden in de mond en krijgen zo de eitjes binnen.
- Op dezelfde wijze kunnen bijvoorbeeld jonge poezen die toxoplasmose hebben oöcysten (ook een soort ‘eitjes’) uitscheiden in de poep. Als ze ergens in de tuin poepen, kan iemand later bij het tuinieren de aarde met eitjes onder de nagels krijgen. Wie zijn handen niet goed wast, krijgt zo de eitjes binnen.
Indirect, via een vector (een diertje dat als transportmiddel voor de ziekteverwekker fungeert; muggen, vliegen of teken bijvoorbeeld).
- De ziekte van Lyme heerst bijvoorbeeld onder wilde knaagdieren en reeën. De teek die op een besmette ree bloed zuigt, kan later de bacterie bij een mens ‘inspuiten’ als hij toevallig op een mens terecht komt voor de volgende bloedmaaltijd.
Waarom hebben we niet in de gaten dat we een zoönose oplopen?
Om te beginnen kunnen we de ziektekiem zelf niet zien. Vaak is bovendien het dier niet zichtbaar ziek, maar alleen drager van de ziektekiem die bij mensen wel ziekte veroorzaakt. Doordat mensen ook op indirecte wijze te besmetten zijn, is het vaak onmogelijk om in de gaten te hebben dat men besmet wordt.
De meeste ziekten bij dieren zijn niet besmettelijk voor de mens. In Nederland heersen relatief weinig ziekten die je van dieren kunt krijgen. In Zuid-Europese en andere verre landen is dat anders. Daar komen zoönosen vaker voor. In Nederland is veel controle op onze dieren en ons voedsel. Ook dankzij intensieve bestrijdingsprogramma’s is Nederland nu vrij van een aantal ziekten.
Voedselinfecties en zoönosen
Ook voedsel kan besmet zijn met allerlei soorten ziekteverwekkers. Vaak zijn deze afkomstig van andere, zieke mensen. Maar soms besmetten ziekteverwekkers van dieren ons voedsel. Ook dat zijn zoönosen.
Steeds meer zoönosen?
Enerzijds verdwijnen er zoönosen uit ons land, doordat er steeds meer over bekend is en goede maatregelen genomen kunnen worden. Anderzijds kunnen er nieuwe ziekten bijkomen. De oorzaken daarvan zijn:
- Mensen reizen steeds meer en kunnen uit andere landen ziekten mee terug naar huis nemen. Sommige ziekten zullen dan kans zien om zich (opnieuw) in Nederland te vestigen.
- Onze voedingsgewoonten zijn veranderd, er wordt meer rauw of rosé gebakken vlees en vis gegeten (bijvoorbeeld carpaccio, vis in sushi’s, rosé gebraden lamsbout). Ook groenten worden vaak korter gekookt of even geroerbakken, zodat ze nog knapperig blijven. Ziektekiemen die normaal door verhitting gedood worden, zullen dan blijven leven. Ook in rauwe melk kunnen ziektekiemen voorkomen, terwijl er geen enkel risico is wanneer je gepasteuriseerde of gesteriliseerde melk in de winkel koopt.
- Het klimaat verandert. Door de opwarming kunnen vectoren (‘transporteurs’), die ziekten van (wilde) dieren naar mensen overbrengen, zich vestigen en uitbreiden in Nederland. Voorheen was het in ons land te koud voor die vectoren (muggen, teken, vliegen) om te overleven.
Hoe kunt u een besmetting met een zoönose voorkomen?
- Ken de risico’s.
- Goed handen wassen (met zeep en veel water) na contact met dieren, na tuinieren, na buiten spelen.
Wat betreft de dieren om u heen:
- Bestrijd ongedierte (muizen en ratten) in en om huis.
- Controleer op teken na in gebieden geweest te zijn waar deze veel voorkomen, verwijder een eventuele teek zo spoedig mogelijk.
- Ontworm honden en katten regelmatig, zeker jonge dieren. Laat ze vaccineren, bestrijd vlooien, teken en luizen.
- Voer een huisdier geen slachtafval of rauw vlees en zorg voor schoon drinkwater.
- Vermijd contact met zieke dieren.
Wat het voedsel betreft:
- Bewaar voedsel bij de juiste temperatuur.
- Verhit voedsel door en door, zodat het van buiten én van binnen gaar is.
- Was rauwe groente en fruit goed met schoon water.
- Eet geen rauw of rosé vlees, drink geen rauwe melk.
- Neem bij inblikken of wecken uiterste hygiëne in acht.
- Gebruik schoon keukengerei, was handdoeken, theedoeken en vaatdoeken zeer regelmatig, liefst iedere dag.
- Goed de handen wassen vóór het bereiden van eten, maar ook tussendoor na het toebereiden van bijvoorbeeld vlees.
- Voorkom kruisbesmetting.
- Zorg dat de koelkast op de juiste temperatuur staat: tussen 4 en 7 graden Celsius.
- Transporteer voedsel bij de juiste temperatuur: gekoelde waren in een koeltas.
Bij ziekte:
- In geval van ziekte bij een mens: consulteer een arts!
- In geval van ziekte bij een dier: consulteer een dierenarts!
Wanneer moet u naar de huisarts?
De informatie op deze website gaat over infectieziekten die van dieren worden overgedragen op mensen. Op grond van deze informatie kan echter geen diagnose worden gesteld! Ziekteverschijnselen zoals koorts, hoofdpijn, moeheid, huiduitslag en diarree kunnen vele verschillende oorzaken hebben. Raadplaag daarom altijd uw huisarts bij ernstige of aanhoudende gezondheidsklachten.
Als u ziek bent, en u denkt dat het op de één of andere manier door contact met dieren gekomen is, dan is het wel heel nuttig om uw arts daarvan op de hoogte te stellen. Vertel bijvoorbeeld dat u parkieten houdt, gezwommen hebt in oppervlaktewater, een oude stal hebt schoongemaakt, gekampeerd hebt in de duinen, de jonge lammetjes bij de buren bezocht hebt, of de slootkant hebt schoon gemaakt. Vertel bovendien wanneer dat precies geweest is.
