De huidige situatie rondom jacht en faunabeheer in Nederland kent verschillende uitdagingen:
Toenemende schade en bureaucratie
De schade aan landbouw, flora, fauna en veiligheid door beschermde diersoorten neemt fors toe . Dit komt mede doordat het huidige systeem de effectieve uitvoering van faunabeleid belemmert, waardoor niet tijdig kan worden ingegrepen bij problemen veroorzaakt door beschermde diersoorten.
Daarnaast is er sprake van toenemende bureaucratie en ambtelijke kosten door de provinciale, gebiedsgerichte aanpak . Ontheffingen en vrijstellingen worden regelmatig succesvol aangevochten bij de rechter, wat de realisatie van provinciale beleidsdoelstellingen hindert.
Juridische en beleidsmatige knelpunten
Een aantal factoren dragen bij aan deze problematiek:
– De decentralisatie van faunabeleid, waardoor elke provincie afzonderlijk onderbouwing moet leveren voor soorten die landelijk schade veroorzaken .
– De strenge informatieverplichtingen voor het doden van dieren, waaraan op de huidige schaal moeilijk kan worden voldaan .
– De ongunstige staat van instandhouding van veel algemene soorten volgens de Nederlandse toetsingssystematiek, wat ingrijpen in populaties bemoeilijkt .
Onderliggende oorzaken
De kern van het probleem is volgens ons de Nederlandse interpretatie en implementatie van Europese regelgeving:
Nederland maakt weinig gebruik van de ruimte die de EU biedt voor populatieregulatie onder het jachtregime.
In plaats daarvan worden veel soorten beheerd via uitzonderingen (derogaties) met strenge voorwaarden.
De Nederlandse toetsingssystematiek voor de staat van instandhouding van algemene soorten is strenger dan de Europese richtlijnen voorschrijven.
Mogelijke oplossingsrichtingen
Om het faunabeleid effectiever te maken, zou Nederland kunnen overwegen:
Meer gebruik te maken van de mogelijkheden die het EU-jachtregime biedt voor populatiebeheer.
De toetsingssystematiek voor de staat van instandhouding van algemene soorten te herzien.
Te streven naar een meer landelijke aanpak van faunabeheer om versnippering tegen te gaan.
Deze aanpassingen zouden kunnen bijdragen aan een effectiever en minder bureaucratisch systeem van jacht en faunabeheer in Nederland.
Enkele belangrijke punten naar voren over het Nederlandse faunabeheer in vergelijking met andere EU-landen:
Beperkt gebruik van jachtmogelijkheden: Nederland maakt om verschillende redenen zeer beperkt gebruik van de ruimte die EU-wetgeving biedt voor jacht, in tegenstelling tot andere lidstaten zoals:
Strikte interpretatie van EU-wetgeving: Nederland hanteert een striktere interpretatie van de EU-Vogelrichtlijn dan veel andere lidstaten. Beperkt Nederland dit tot slechts drie soorten die als wild worden aangemerkt (fazant, houtduif en wilde eend)
De Focus ligt vooral op bescherming: Er lijkt in Nederland meer nadruk te liggen op vogelbescherming dan op jacht. Dit komt mogelijk volgens ons voort uit een sterke traditie van natuurbescherming en de internationale verantwoordelijkheid die Nederland heeft voor veel vogelsoorten
Gebruik van derogaties (uitzonderingen): In plaats van jacht, maakt Nederland veelvuldig gebruik van derogaties voor faunabeheer. Dit geeft meer flexibiliteit, maar brengt ook strengere voorwaarden en een hogere bewijslast met zich mee
Politieke en maatschappelijke keuze: De beperking van jacht lijkt deels een politieke keuze te zijn, mogelijk ingegeven door maatschappelijke opvattingen over dierenwelzijn en natuurbeheer
Complexe regelgeving: De decentralisatie van natuurbeleid naar provincies heeft geleid tot een complex systeem van regelgeving rond faunabeheer, wat het gebruik van jacht als beheermiddel kan bemoeilijken
Voorzorgsprincipe: Er lijkt een voorzichtige benadering te zijn om potentiële negatieve effecten van jacht op vogelpopulaties en ecosystemen te voorkomen
Alternatieve beheermethoden: Er wordt meer ingezet op andere methoden van populatiebeheer en schadepreventie dan op jacht
Deze factoren dragen bij aan de Nederlandse aanpak, waarbij minder gebruik wordt gemaakt van jacht als beheerinstrument voor vogelsoorten in vergelijking met andere EU-landen.
Overmatig gebruik van derogaties (uitzonderingen): In plaats van jacht, maakt Nederland veelvuldig gebruik van derogaties (uitzonderingen) voor faunabeheer. Deze derogaties zijn eigenlijk bedoeld als aanvulling op de jacht, niet als primair instrument.
Juridische kwetsbaarheid: Het overmatige gebruik van derogaties maakt het Nederlandse faunabeheer juridisch kwetsbaar. Er gelden namelijk strenge voorwaarden voor derogaties, waaraan op grote schaal moeilijk kan worden voldaan.
Juridische en beleidsmatige knelpunten
Een aantal factoren dragen bij aan deze problematiek:
De decentralisatie van faunabeleid, waardoor elke provincie afzonderlijk onderbouwing moet leveren voor soorten die landelijk schade veroorzaken.
De strenge informatieverplichtingen voor het doden van dieren, waaraan op de huidige schaal moeilijk kan worden voldaan.
De ongunstige staat van instandhouding van veel algemene soorten volgens de Nederlandse toetsingssystematiek, wat ingrijpen in populaties bemoeilijkt.
Onderliggende oorzaken
De kern van het probleem lijkt te liggen in de Nederlandse interpretatie en implementatie van Europese regelgeving:
Nederland maakt weinig gebruik van de ruimte die de EU biedt voor populatieregulatie onder het jachtregime
In plaats daarvan worden veel soorten beheerd via uitzonderingen (derogaties) met strenge voorwaarden.
De Nederlandse toetsingssystematiek voor de staat van instandhouding van algemene soorten is strenger dan de Europese richtlijnen voorschrijven.
Mogelijke oplossingsrichtingen
Om het faunabeleid effectiever te maken, zou Nederland kunnen overwegen:
Meer gebruik te maken van de mogelijkheden die het EU-jachtregime biedt voor populatiebeheer.
De toetsingssystematiek voor de staat van instandhouding van algemene soorten te herzien.
Te streven naar een meer landelijke aanpak van faunabeheer om versnippering tegen te gaan.
Deze aanpassingen zouden kunnen bijdragen aan een effectiever en minder bureaucratisch systeem van jacht en faunabeheer in Nederland.
Voor het gebruik van derogaties moeten de volgende strikte voorwaarden worden vervuld:
Noodzaak of wettelijk belang : Er moet een duidelijke noodzaak of wettelijk belang zijn waarvoor van de verbodsbepalingen wordt afgeweken 2.
Geen alternatieve oplossingen : Er moet worden aangetoond dat er geen andere bevredigende oplossingen bestaan om het doel te bereiken.2.
Proportionaliteit : De maatregel moet in verhouding staan tot het beoogde doel. Dit is een aanvullende voorwaarde die voortvloeit uit Nederlandse jurisprudentie 2
Effectiviteit en efficiëntie : De voorgestelde regeling moet een effectieve en efficiënte reactie vormen op het maatschappelijke probleem dat aanleiding geeft tot de regelgeving 2
Onderbouwing : De initiatiefnemer moet aantonen dat aan alle voorwaarden voor een afwijking is voldaan 3.
Milderende maatregelen : Er moet worden aangetoond dat alle haalbare stappen en maatregelen zijn genomen om de negatieve effecten te beperken 3.
Hoger openbaar belang : In sommige gevallen moet worden aangetoond dat er sprake is van redenen van hoger openbaar belang.3.
Nut voor mens en milieu : Er moet een afweging worden gemaakt tussen het nut voor de gezondheid en veiligheid van de mens of duurzame ontwikkeling enerzijds, en het nut voor het milieu en de samenleving anderzijds. 3.
Deze voorwaarden zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat derogaties alleen worden toegepast als laatste redmiddel en met voldoende waarborgen voor de bescherming van soorten en hun leefgebieden.
Enkele suggesties worden gedaan om de jurisprudentie rondom derogaties te verbeteren:
Duidelijkere afbakening van bevoegdheden: Er lijkt onduidelijkheid te bestaan over de verdeling van bevoegdheden tussen Rijk en provincies. Een heldere afbakening zou kunnen bijdragen aan consistentere besluitvorming en jurisprudentie.
Verbeteren van de wetenschappelijke onderbouwing: Rechters eisen steeds vaker beslissingen gebaseerd op de “best beschikbare wetenschappelijke kennis”. Het versterken van de wetenschappelijke basis voor derogaties (uitzonderingen) kan de juridische houdbaarheid verbeteren.
Proportionaliteit beter motiveren: Er moet duidelijker worden aangetoond dat de voorgestelde maatregelen proportioneel zijn en niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is.
Alternatieve oplossingen grondig onderzoeken: Er moet overtuigend worden aangetoond dat er geen andere bevredigende oplossingen zijn voordat tot derogaties wordt overgegaan.
Verbeteren van monitoring en dataverzameling: Betere data over populaties en schade kunnen helpen bij het onderbouwen van de noodzaak voor derogaties.
Uniformiteit in beoordeling: Het ontwikkelen van uniforme criteria voor het beoordelen van derogatieverzoeken kan leiden tot consistentere jurisprudentie.
Aanpassen van de toetsingssystematiek: De huidige Nederlandse toetsingssystematiek voor de staat van instandhouding is veel strenger dan noodzakelijk. Een heroverweging hiervan zou kunnen leiden tot meer ruimte voor derogaties waar dat ecologisch verantwoord is.
Verbeteren van de motivering: Besluiten moeten beter gemotiveerd worden, met name wat betreft de oorzaak-gevolg relaties tussen soorten en schade.
Proactieve aanpak: In plaats van reactief te handelen op juridische uitspraken, zou een meer proactieve benadering in beleidsontwikkeling kunnen leiden tot robuustere derogatiebeslissingen.
Europese afstemming: Gezien de invloed van Europese jurisprudentie, zou meer afstemming op EU-niveau over de interpretatie en toepassing van derogaties kunnen bijdragen aan een consistentere aanpak.
Deze verbeteringen zouden kunnen leiden tot een meer voorspelbare en ecologisch verantwoorde toepassing van derogaties, met een grotere kans op juridische houdbaarheid.
Strenge toetsing staat van instandhouding:
Nederland hanteert een strengere toetsingssystematiek voor de staat van instandhouding (SvI) van soorten dan wettelijk of internationaal vereist is. Dit is afgeleid van de EU-Habitatrichtlijn, maar wordt breder toegepast.
Deze Nederlandse toetsing van de staat van instandhouding (SvI) enkele belangrijke kenmerken en gevolgen heeft:
Afwijking van wettelijke kaders: De SvI wordt in de praktijk niet getoetst aan de wet of relevante internationale verdragen, maar aan een strengere beoordelingssystematiek.
Gebruik van Habitatrichtlijn-systematiek: Er wordt een beoordelingssystematiek gebruikt die is afgeleid van de EU-Habitatrichtlijn, ook voor soorten waarop deze richtlijn niet van toepassing is.
Strengere toetsing voor algemene soorten: Voor zeer algemene soorten wordt een nog strengere toetsing toegepast dan voor kwetsbare en bedreigde Habitatrichtlijn-soorten.
Ongunstige beoordeling van algemene soorten: Als gevolg hiervan wordt de SvI van veel algemene soorten in Nederland als ongunstig beoordeeld.
Juridische kwetsbaarheid: Deze ongunstige beoordeling maakt elke vorm van beheer juridisch aanvechtbaar.
Beperkte beheermogelijkheden: Door de koppeling aan Europees natuurbeschermingsrecht heeft Nederland beperkte bevoegdheden om populaties te beheren van soorten waarvan de SvI als ongunstig wordt beoordeeld.
Bovenwettelijke criteria: Er worden extra strenge Nederlandse eisen gehanteerd bovenop nationale wet- en regelgeving en internationale verdragen.
Gevolgen voor schadebestrijding: Deze aanpak maakt schadebestrijding aan landbouwgewassen bijna onmogelijk en belemmert maatschappelijke en natuurontwikkeling.
Deze benadering leidt tot een situatie waarin het faunabeheer in Nederland sterk wordt beperkt, zelfs voor algemene soorten, wat resulteert in praktische en juridische uitdagingen voor beheerders en beleidsmakers.
Afwijking van Benelux-verdrag:
Op basis van de beschikbare informatie kunnen we het volgende concluderen over de afwijking van Nederland van het Benelux-verdrag met betrekking tot bepaalde zoogdiersoorten:
Benelux-kader: Het Benelux-verdrag biedt een kader voor samenwerking tussen België, Nederland en Luxemburg op verschillende gebieden, waaronder mogelijk ook faunabeheer.
Afwijkende aanpak: Nederland lijkt inderdaad af te wijken van de aanpak die in het Benelux-verdrag is vastgelegd voor bepaalde algemene zoogdiersoorten zoals vos, steenmarter en ree.
Derogatie-regime vs. jacht: In plaats van deze soorten onder het jachtregime te plaatsen, zoals mogelijk in het Benelux-verdrag is overeengekomen, plaatst Nederland ze onder het derogatie-regime.
Implicaties: Deze keuze heeft gevolgen voor hoe deze soorten beheerd kunnen worden:
Onder een jachtregime is er doorgaans meer flexibiliteit in het beheer.
Het derogatie-regime brengt strengere voorwaarden en een hogere bewijslast met zich mee voor het nemen van beheermaatregelen.
Juridische basis: Nederland heeft de bevoegdheid om af te wijken van bepaalde aspecten van het Benelux-verdrag, zoals blijkt uit Artikel 350 van het Verdrag betreffende de werking van de EU, dat de Benelux Unie toestaat af te wijken van bepaalde EU-regels.
Mogelijke redenen: Hoewel de precieze redenen voor deze afwijking niet worden genoemd, kan dit te maken hebben met:
Een striktere interpretatie van natuurbeschermingswetgeving in Nederland.
Politieke of maatschappelijke voorkeuren voor een meer beschermende aanpak.
Specifieke ecologische omstandigheden in Nederland.
Gevolgen van deze afwijkende aanpak kan leiden tot:
Meer beperkingen op het beheer van deze soorten in Nederland.
Mogelijke verschillen in populatiebeheer tussen Nederland en de andere Benelux-landen.
Potentiële uitdagingen voor grensoverschrijdend faunabeheer.
Deze situatie illustreert hoe Nederland, ondanks internationale samenwerkingsverbanden, steeds een eigen koers kan varen in het faunabeheer, wat zowel voordelen als uitdagingen met zich mee kan brengen. Deze aanpak leidt tot een complex en juridisch kwetsbaar systeem van faunabeheer in Nederland, dat afwijkt van de praktijk in andere EU-landen en mogelijk niet optimaal gebruik maakt van de beschikbare wettelijke kaders voor effectief beheer.
Faunabeheer Nederland
De bureaucratie in het faunabeleid dienen te worden vermindert.
De navolgende maatregelen dienen te worden overwogen:
Vereenvoudiging van rapportage en planvorming
Stroomlijnen van faunabeheerplannen De huidige faunabeheerplannen zijn vaak complex en gedetailleerd. Door deze te vereenvoudigen en te focussen op essentiële informatie, kan de administratieve last worden verminderd
Verminderen van afschotplannen Het schrappen van gedetailleerde afschotplannen, zoals voorgesteld in een amendement, kan de administratieve lasten voor jagers en wildbeheereenheden verlagen
Verbetering van gegevensverzameling en -deling
Efficiënte tellingen en rapportages Implementeer een systeem waarbij globale tellingen op faunabeheereenheidniveau worden gecombineerd met meer gedetailleerde tellingen op veldniveau. Dit kan leiden tot een beter inzicht zonder onnodige bureaucratie
Kosteloos delen van gegevens Zorg voor een systeem waarbij ingebrachte gegevens kosteloos beschikbaar worden gesteld aan alle betrokkenen, wat de transparantie verhoogt en dubbel werk voorkomt .
Decentralisatie en flexibiliteit
Meer ruimte voor provinciale invulling Geef provincies meer vrijheid om het faunabeleid op eigen wijze in te vullen, met behoud van de mogelijkheid voor het Rijk om in te grijpen bij het niet nakomen van internationale verplichtingen
Flexibiliteit voor faunabeheereenheden Bied faunabeheereenheden de vrijheid om andere organisaties en wetenschappers te betrekken bij hun besluitvorming, wat kan leiden tot efficiëntere en beter onderbouwde besluiten.
Verplicht uitvoeren van de provinciale goedgekeurde Faunabeheerplannen
Alle betrokken partijen die het Provinciaal Faunabeheerplan goedkeuren dienen verplicht te worden het goedgekeurde provinciaal faunabeheerplan uit te voeren en er dienen geen uitzonderingen te worden toegestaan aan de grondgebruikers , TBO’s, provincie, gemeenten, want beheren doe je over grotere gebieden en de faunasoorten kennen immers geen grenzen.
Vereenvoudiging van faunabeheerplannen: Provincies kunnen samen met faunabeheereenheden werken aan het stroomlijnen en vereenvoudigen van faunabeheerplannen. Door te focussen op essentiële informatie kan de administratieve last worden verminderd.
Uniformering van ontheffingen: Door ontheffingen voor faunabeheer te uniformeren en waar mogelijk te vereenvoudigen, kunnen provincies de uitvoering van het beheer door vrijwillige jagers verbeteren.
Flexibiliteit in regelgeving: Provincies kunnen meer ruimte geven aan faunabeheereenheden om het faunabeleid op eigen wijze in te vullen, met behoud van de mogelijkheid voor het Rijk om in te grijpen bij het niet nakomen van internationale verplichtingen.
Evaluatie en aanpassing van regelgeving
Regelmatige evaluatie Voer regelmatig evaluaties uit van de Omgevingswet om de regeldrukeffecten te beoordelen en onnodige regels te identificeren.
Focus op verantwoordelijkheid en vertrouwen Verschuif de focus van gedetailleerde regelgeving naar een systeem dat vooral gebaseerd is op verantwoordelijkheid en vertrouwen van de betrokken partijen.
Verbetering van communicatie en samenwerking
Betere samenspraak met de branche Betrek de faunabeheerders en andere relevante partijen actief bij de ontwikkeling van nieuwe regelgeving om te zorgen dat deze praktisch uitvoerbaar is Het is belangrijk om een balans te vinden tussen noodzakelijke controle en onnodige administratieve lasten.